Status van de kaart: Actueel
Laatste update: 11 juli 2023
Algemene beschrijving
Door een botsing scheurt de tank open. Een groot deel van de LNG komt als vloeistof vrij en een kleiner deel als gas. De vloeistof verspreid zich over de grond en kan eenvoudig ontsteken. Na ontsteking van de plas brand deze binnen 2 minuut op. Zonder ontstekingsbron duurt het 18 minuten voordat de plas verdampt is.
Effecten
Het effect van een plasbrand is warmtestraling. Hierdoor kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving ontstaan.
De tanks in Nederland zijn dubbelwandig uitgevoerd waardoor er een grote impact nodig is om de tank te laten openscheuren.
Parameters effectberekening
Modelleringssoftware | Gexcon Effects 12.1.0: Liquified Gas Instantaneous Release (AMINAL model), Pool fire: Two zone model Rew & Hulbert. |
Uitgangspunten | |
Stofnaam | Methaan |
Stofcategorie | GF0 |
Volume | 55 m³ |
Massa | 21.000 kg |
Plasoppervlakte | 1200 m2 [1] |
Temperatuur in tank | -150 °C [2] |
Dampspanning | 2,4 bar(g) [3] |
Omgevingstemperatuur | 9 °C |
Windsnelheid | 5 m/s |
Blootstellingduur | 20 seconden [4] |
Resultaten | |
Massa uitgeregend in een plas | 18000 kg |
Duur van de plasbrand | 120 seconden |
Diameter plasbrand | 40 m |
Lengte van de vlammen | 70 m |
Warmtestralingsintensiteit | 265 kW/m² helder deel van de vlam 155 kW/m² roetende deel van de vlam |
Effectsfile
Download hier de effectsfile
Een “Free viewing demo” waarmee deze file kan worden ingezien is te downloaden via https://www.gexcon.com/software/effects/. Met deze gratis demo is de berekening in effects met bijbehorende grafieken in te zien en beter af te lezen. Wilt u zelf gaan rekenen met de parameters uit de berekening met effects dan heeft u een licentie en aanvullende software van Gexcon nodig.
Kans van optreden
De kans op een plasbrand na een ongeval met een tankwagen LNG wordt bepaalt door de kans op een ongeval, de kans dat daarbij LNG uitstroomt, de kans op instantaan uitstromen en de kans op ontsteking van de plas. De kans op de ontsteking van de vloeibare LNG is niet bekend. Deze kans wordt per tankwagen, per jaar, per weg-kilometer geschat op [7]:
N ongeval | N uitstroming | N instantaan uitstroming | N ontsteking plas | N scenario | |
Binnen bebouwde kom | 5.9 x 10ˉ⁷ | 0.0018 | 0.35 | ? | = ? |
Buiten bebouwde kom | 3.6 x 10ˉ⁷ | 0.0102 | 0.35 | ? | = ? |
Autosnelweg | 8.3 x 10ˉ⁸ | 0.0156 | 0.35 | ? | = ? |
Factoren die de kans van optreden verkleinen zijn:
- Het aantal transportbewegingen verminderen.
- Weginrichting optimaliseren (bijvoorbeeld door het beperken van bochten, kruisingen, wegversmallingen, in-en uitvoegstroken).
- Toegestane rijsnelheid verlagen.
- Wegen met vluchtstrook.
Effecten
Het effect van een plasbrand is warmtestraling. Hierdoor kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving ontstaan. warmtestraling is in combinatie met de blootstellingsduur bepalend voor het slachtoffer- en schadebeeld. In de tabel hieronder zijn de effecten van warmtestraling weergegeven.
In de onderstaande tabellen zijn de effecten van warmtestraling weergegeven. De tabel effectafstanden en gevolgen geeft 3 ringen aan. Binnen de eerste ring komt 99% van de aanwezigen te overlijden. In de tweede ring komen aanwezigen te overlijden of kunnen slachtoffer worden. In de derde ring vallen geen doden maar kunnen aanwezigen nog wel slachtoffer worden. De grens van de derde ring geeft aan tot waar eerstegraads brandwonden kunnen voorkomen. Afhankelijk van de afstand tot het ongeval en de bescherming van bijvoorbeeld gebouwen komen mensen te overlijden (†) of raken gewond: van zeer zwaargewond (T1) tot lichtgewond (T3). Het type trauma is brandwonden over een groot deel van het lichaam. De schade aan objecten varieert van onherstelbare schade tot lichte schade. De effectafstanden zijn berekend vanaf het midden van de plas. Daarnaast wordt het verwachte percentage slachtoffers van de in een gebied aanwezige personen weergegeven [5].
De tabel effectafstanden en gevolgen is aangevuld met de onderliggende grafieken met het verloop van letaliteit (percentage doden) versus afstand, warmtestraling versus afstand en warmtestralingscontouren.
Tabel effectafstanden en gevolgen [6]
Tabel effecten personen buiten
Effectafstand (meter) | Warmtestraling (kW/m²) | Slachtoffers buiten (0 % bescherming) | Slachtoffers buiten zomerkleding (40 % bescherming) | Slachtoffers buiten winterkleding (85 % bescherming) |
||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
† | T1 | T2 | T3 | † | T1 | T2 | T3 | † | T1 | T2 | T3 | |||
1e ring | ≤ 80 | ≥ 35 | 100 | 0 | 0 | 0 | 100 | 0 | 0 | 0 | 84 | 16 | 0 | 0 |
Grens 1e ring: 99% letaal | 80 | 35 | 99 | 1 | 0 | 0 | 100 | 0 | 0 | 0 | 15 | 84 | 1 | 0 |
2e ring | 80 tot 150 | 35 tot 10 | 39 | 11 | 0 | 48 | 26 | 25 | 0 | 48 | 6 | 33 | 11 | 48 |
Grens 2e ring: 1% letaal | 150 | 10 | 1 | 1 | 0 | 87 | 1 | 1 | 0 | 87 | 0 | 1 | 1 | 87 |
3e ring | 150 tot 200 | 10 tot 4 | 0 | 0 | 0 | 29 | 0 | 0 | 0 | 29 | 0 | 0 | 0 | 29 |
Grens 3e ring: 1% 1e grd brw | 200 | 4 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Tabel effecten personen binnen en schade aan objecten
Effectafstand (meter) | Warmtestraling (kW/m²) | Schade aan objecten | Slachtoffers binnen (0% bescherming) | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
† | T1 | T2 | T3 | ||||
1e ring | ≤ 80 | ≥ 35 | Onherstelbare schade Alle brandbare materialen gaan branden | 31 | 5 | 0 | 14 |
Grens 1e ring | 80 | 35 | 4 | 2 | 0 | 45 | |
2e ring | 80 tot 150 | 35 tot 10 | Gemiddelde schade Brandhaarden, vervorming van hout en kunststof. Breuk dubbelglas tot 86 meter. | 1 | 0 | 0 | 12 |
Grens 2e ring | 150 | 10 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
3e ring | 150 tot 200 | 10 tot 4 | Lichte schade Geen branden, afbladderen verf en ernstige verkleuringen. Breuk enkel glas tot 114 meter. | 0 | 0 | 0 | 0 |
Grens 3e ring | 200 | 4 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Grafiek letaliteit vs. afstand
Grafiek warmtestraling vs. afstand
Contouren warmtestraling
Zelfredzaamheid en handelingsperspectief
Aanwezige personen zijn na het ontstaan van een plasbrand op zichzelf en anderen aangewezen. In onderstaande afbeelding zijn mogelijke handelingsperspectieven weergegeven [7].
Mogelijk handelingsperspectief
Afhankelijk van de situatie en de inrichting van de omgeving kan het handelingsperspectief verschillen. Snel reageren is bevorderlijk.
- Voor personen buiten is het handelingsperspectief vluchten (uit het zicht van de brand, onder dekking van objecten zoals muren).
- Als er schuilmogelijkheden zijn, is dekking zoeken of een schuilplaats binnen gaan een goed handelingsperspectief.
- Voor personen binnen is het handelingsperspectief binnen blijven en schuilen (sluiten van binnendeuren vertraagt de uitbreiding van een eventuele brand).
- Als secundaire branden optreden, is het handelingsperspectief vluchten aan de schaduwzijde van het gebouw ten opzichte van de plasbrand (extra beschermende kleding beperkt de blootstelling).
Randvoorwaarden
De onderstaande aspecten zijn mede bepalend voor de mogelijkheden op het gebied van zelfredzaamheid. Deze zijn locatie afhankelijk en staan in relatie tot elkaar.
Het verloop van het ongevalsscenario:
- De snelheid waarmee het scenario plasbrand zich voltrekt is afhankelijk van het ontstekingsmoment.
- Na ontsteking zijn direct of in korte tijd de effecten merkbaar en duurt de brand niet langer dan 2 minuten.
Herkenbaarheid van het scenario:
- Een plasbrand is door zijn hitte ontwikkeling direct waarneembaar voor de aanwezigen.
- Als de plas nog niet ontstoken is, is het mogelijke gevaar niet direct herkenbaar.
Mate van bewustzijn van de gevaren:
- Weten dat er een ongeval is met een tankwagen LNG.
- Weten wat de gevaren zijn van LNG.
- Weten wat je moet doen in geval van een (dreigende) plasbrand.
Gesteldheid van personen:
- Fysieke gesteldheid.
- Geestelijke gesteldheid.
Aanwezige voorzieningen:
- Mogelijkheden om van de bron af te vluchten.
- Mogelijkheden om te schuilen.
Optreden multidisciplinaire hulpverlening
Brandweerzorg
De plasbrand van dit scenario is van korte duur. De hulpverlening komt ter plaatse na afloop van de plasbrand. Daardoor ligt bij dit scenario de nadruk op redden/evacueren, uitbreiding voorkomen en blussen van secundaire branden.
In onderstaande tabellen is beschreven welke processen op gang komen en welke aspecten relevant zijn.
Relevante brandweerprocessen
Bron- en emissiebestrijding
- Bepalen van het bron- en effectgebied.
- Plasbrand gecontroleerd laten uitbranden.
- Voorkomen van uitbreiding en beperken van effecten door middel van het afschermen van de omgeving.
- Stabiliseren van het incident en ontstane branden in de omgeving blussen.
- Waarschuwen bevolking [8].
Redding
- Redden en verlenen van eerste hulp aan slachtoffers (zie slachtoffers).
Relevante aspecten
- Passende(grootschalige) slagkracht brandweer (zie capaciteit).
- Opkomsttijd van de brandweer (zie opkomst/inzettijd).
- Effectieve (grootschalige) bluswatervoorziening (zie bluswatervoorzieningen).
- Beschikbaarheid alarmeringssysteem om aanwezigen in het effectgebied te waarschuwen.
- Toegankelijkheid gebied [9].
Capaciteit [10]:
- Benodigde omvang slagkracht is afhankelijk van de omgeving. Bij dit incident is uitgegaan van verstedelijkt gebied [11].
- Houdt rekening met de inzet van een peloton (4 tankautospuiten) voor redding/evacuatie en hulpverlening aan slachtoffers naar het gewondennest [12].
- Houdt rekening met de inzet van een tweede peloton (4 tankautospuiten) voor het koelen/blussen van de (omliggende) bebouwing [13]. Door de warmtestraling kunnen secundaire branden ontstaan in de eerste en tweede ring.
Opkomst/inzettijd [14]
Schematische weergave incident verloop grootschalig brandweer optreden
30 minuten | Norm opkomsttijd eerste peloton [15]. De start van de hulpverlening van 1-4 tankautospuiten wordt vastgesteld via het dekkingsplan. |
45 minuten | Beschikbaarheid aanvullend tweede peloton met een richttijd van 8 uur inzettijd. |
60 minuten | Inzettijd aanvullende grootschalige watervoorziening [16]. |
Bluswatervoorziening
- Het waterleidingnet met ondergrondse brandkranen (primaire bluswatervoorziening) heeft onvoldoende capaciteit.
- Voldoende openbare secundaire bluswatervoorziening is noodzakelijk ten behoeve van koeling/blussing omliggende bebouwing (bij voorkeur binnen 1 km doorlopend watersysteem met minimaal 80 cm. diepte).
- Benodigde capaciteit is 6000 l/min voor 4 uur [17] voor 3 tankautospuiten 3x2000l/min [18].
Indicatie bepaling capaciteit slachtoffers [19]
- In de hectische fase komt via burgerhulp de redding op gang van slachtoffers met brandwonden. Na ontsteking duurt de brand 4 minuten. De prioriteit zal uitgaan naar het redden en helpen vervoeren van slachtoffers naar het gewondennest van de ambulance.
- Noodzakelijke opschaling/bijstand wordt bepaald op basis van inschatting aantal slachtoffers.
- Een indicatiebepaling van het aantal personen op een specifieke locatie is mogelijk via het invoeren van de effectafstanden in Bag populatieservice.
Geneeskundige zorg
De geneeskundige hulpverlening start met de processen
Spoedeisende Medische Hulpverlening
(Op de T3-verzorglocatie wordt gebruik gemaakt van een slachtofferregistratieformulier (SRF). Leidraad GGB 2.1, maart 2023, p32)
- Triage;
- Treatment;
- Transport.
Publieke gezondheidszorg
- Geneeskundig Onderzoek na Rampen (GOR).
Onderzoek individueel, kan zowel lichamelijk als psychosociaal.
Psychosociale hulpverlening
- Signaleren getroffenen
- Verwijzen getroffenen
- Registreren getroffenen
De geneeskundige hulpverlening start met het inrichten van een T1 en T2 gewondenverzamelplaats en een T3 verzorglocatie (triage) en behandelen van slachtoffers (treatment). De focus ligt bij het zo snel mogelijk transporteren van T1 en T2 slachtoffers naar ziekenhuizen en/of verwijzen naar de nevenketen (Huisarts, Rode Kruis).
Aandachtspunt is voldoende ruimte voor het noodhulpteam (NHT) van het Rode Kruis en verkeerscirculatie (mogelijkheid om te kunnen keren/vertrekken voor ambulances). Na een incident verlenen omstanders hulp. Een deel van de slachtoffers komt als zelfverwijzer op de eerste hulp.
Relevante aspecten zijn
- Operationele voorbereiding op het vervoer en behandelen van slachtoffers met ernstige brandwonden (Aangepast gewondenspreidingsplan).
- Mogelijkheid om te kunnen keren/vertrekken voor ambulances op de aanlandingsplaats (Nadruk ligt op transport).
- Veilige werklocatie voor de hulpverleners en het NHT (vanaf code 30 T3 verzorglocatie)
- Omstanders verlenen hulp. Een deel van de slachtoffers komt als zelfverwijzer op de eerste hulp.
- Aantal slachtoffers, type slachtoffers en type letsel. Deze zijn locatie afhankelijk en staan in relatie tot elkaar
Aantal slachtoffers
<10 | In beginsel zijn voldoende middelen op de ambulances aanwezig. Voor specialistische hulpverlening aan kinderen zijn minder hulpmiddelen aanwezig waardoor middelen snel zijn uitgeput. |
> 10 | – Het LPCGBI treedt in werking (zie ook: GGB-leidraad). (Bij herplaatsing, niet in de eerste opvang) – De leidraad GGB kan in werking worden gesteld (zie ook: GGB-leidraad). |
> 250 | Het GGB model is ingericht op maximaal 250 slachtoffers waarvan 25 T1, 75 T2 en 150 T3 |
Type slachtoffers
- Aandachtspunt is operationele voorbereiding op het behandelen van kinderen met ernstige brandwonden. Dit vereist een aangepast gewondenspreidingsplan. (Voor kinderen is ander materiaal benodigd. Ouders en kinderen worden bij voorkeur bij elkaar geplaatst. Dit is een complexe factor in het gewondenspreidingsplan).
- Aandachtspunt is hulp aan verminderd zelfredzamen, zoals bijvoorbeeld zorginstellingen.
Type letsel
- Door warmtestraling ontstaan uitwendige brandwonden. Bij inademing van hete gassen ontstaat inhalatietrauma.
- Stabilisatie van brandwondenslachtoffers is mogelijk in elk level 1 ziekenhuis [25]. Specialistische behandeling van brandwonden kan in een beperkt aantal centra in Nederland plaatsvinden [26].
- Extra aandacht bij de operationele voorbereiding is noodzakelijk bij verhoogde kans op slachtoffers uit de groep van ouderen en kinderen.
- Een langdurig traject van nazorg restletsel en psychotrauma [27] is te verwachten.
Optreden politie
De politie start met de processen
Afzetten en afschermen
- Afzetten effectgebied.
- Creëren veilige werkomgeving voor hulpdiensten.
- Ontruimen van het effectgebied of aanwezige personen in het effectgebied laten schuilen.
Mobiliteit
- Indien nodig begeleidend transport overige hulpverleners als de verkeerssituatie daarom vraagt.
- Opstellen mobiliteitsplan.
- Indien mogelijk informeren van bewoners en/of andere aanwezigen in het gebied.
Indien relevant
- Handhaven openbare orde.
- Strafrechtelijke handhaving.
Relevante aspecten bij het optreden van de politie
- De politie heeft geen beschermende kleding of ademlucht om op te kunnen treden en kunnen daarom niet opereren in blootgesteld gebied.
- Operationele voorbereiding op het afzetten van een groot effectgebied.
- Voldoende mensen en middelen om het effectgebied te kunnen evacueren en af te kunnen zetten.
Optreden gemeente (Hulpverlening)
Mogelijke taken
Gemeente
- Opvang en verzorging van personen uit het effectgebied.
- Voorlichting/communicatie over het ongeval.
- Registreren van slachtoffers.
Randvoorwaarde
Gemeente
- Operationele voorbereiding op het opvangen en verzorgen van personen uit het effectgebied.
- Voldoende locaties en personeel voor de opvang en verzorging van personen uit het effectgebied.
- Operationeel voorlichting- en communicatieplan.
Maatregelen
Kans
Maatregel | Werking van de maatregel |
Wegnemen van de risicobron | Het wegnemen van de risicobron zorgt ervoor dat het scenario niet meer kan plaatsvinden. |
Begrenzen van de doorzet | Minder vervoersbewegingen betekent een vermindering van het aantal keer dat het scenario zich voor kan doen en dus neemt de kans op het scenario af. |
Effect en gevolg
Maatregel | Werking van de maatregel |
Afstand houden tot activiteit met gevaarlijke stoffen | Dicht bij de plaats van het scenario zijn de effecten het meest merkbaar. De warmtestraling neemt af naarmate de afstand toeneemt. |
Verdeling typen gebouwen | Door rekening te houden met het type bebouwing kan het aantal mogelijke slachtoffers bij het scenario worden beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door het zodanig verdelen van gebouwen in een gebied dat de meer kwetsbare gebouwen worden beschermd door minder kwetsbare gebouwen. |
Hoogteverschillen creëren en benutten | Brandende vloeistoffen verspreiden zich naar het laagste punt in de omgeving. Door hoogteverschil aan te brengen, kan voorkomen worden dat de plasbrand zich kan verspreiden naar het te beschermen gebied. Hoogteverschillen kunnen gecreëerd worden door wallen of het op afschot leggen van oppervlak. |
Ballastbed of droge greppel aanleggen | In een ballastbed/greppel/(droge) bermsloot langs transportroutes voor gevaarlijke stoffen kunnen (brandende) vloeistoffen worden opgevangen om verspreiding naar de omgeving tegen te gaan. |
Scherm/keerwand aanbrengen | Door een scherm met aaneengesloten funderingsvoet, keerwand of andere obstakels zoals een stoeprand te plaatsen tussen de activiteit met gevaarlijke stoffen en het te beschermen gebied, kunnen brandende vloeistoffen worden gestopt voordat ze het gebied bereiken. |
Toepassen van brandwerend metselwerk | De keuze van het metselwerk bepaalt de brandwerendheid van de gevel. |
Gebruik maken van minerale wolisolatie | Minerale wolisolatie is onbrandbaar. |
Toepassen van brand- en hittewerende beglazing | Brand- en hittewerende beglazing bestaat uit gelaagd glas, samengesteld uit twee of meer lagen blank floatglas en één of meer speciale opschuimende tussenlagen. In geval van brand vormen deze tussenlagen een beschermend schild. |
Gebruik maken van houten en stalen kozijnen | Houten en stalen kozijnen zijn getest voor een brandwerende toepassing. Kunststof kozijnen (zonder stalen vulling) zijn niet brandwerend. |
Gebruik maken van dakpannen | Dakpannen houden straling tegen en zijn onbrandbaar. |
Toepassen van een gesprinkelde buitengevel | Bij een gesprinkelde buitengevel wordt water automatisch over de gevel gespoten in geval van een calamiteit. |
Riolering geschikt maken voor opvang | Het rioolstelsel kan gebruikt worden voor snelle opvang van gevaarlijke stoffen. In het rioolstelsel dienen wel voorzieningen aangebracht te worden waardoor gevaarlijke stoffen zich niet vrij kunnen verspreiden. Daarbij is extra aandacht nodig voor mogelijke ontsteking met kans op brand en explosie. |
Zelfredzaamheid
Maatregel | Werking van de maatregel |
Duidelijke vluchtroutes aanbrengen | Door duidelijke vluchtroutes aan te brengen kunnen mensen het gebied gemakkelijker verlaten. |
Verzamelplaatsen bepalen en geschikt maken voor een (dreigende) plasbrand | De verzamelplaats dient dan als een schuilplaats als mensen binnen in het gebouw niet meer voldoende beschermt zijn tegen het scenario. |
Galerij / trappenhuis aan de schaduwzijde van een gebouw plaatsen | Door de galerij/trappenhuis aan de schaduwzijde van een gebouw te realiseren, vormt het gebouw zelf een bescherming tegen de warmtestraling |
Risicocommunicatie | Door te communiceren over de mogelijke scenario’s in een gebied en het beste handelingsperspectief worden mensen zich meer bewust van wat ze moeten doen bij het scenario. |
Onderhouden schuilplaatsen en vluchtwegen | Onderhoud van schuilplaatsen en vluchtwegen is belangrijk, zodat ten alle tijden van een ongeval de schuil- en vluchtmogelijkheden bereikbaar en inzetbaar zijn. |
De (bedrijfs)noodplannen oefenen op een plasbrand | Door te oefenen met het plasbrandscenario in de (bedrijfs)noodplannen weten de werknemers wat ze moeten doen in het geval van een echte calamiteit. |
Hulpverlening
Maatregel | Werking van de maatregel |
Bluswater | Voor een adequate hulpverlening van de brandweer is het van belang dat voldoende bluswater aanwezig is bij de activiteit met gevaarlijke stoffen. Door de waterbron onderdeel te laten zijn van een doorlopend watersysteem, wordt het water steeds aangevuld. |
Waarschuwingsmiddelen | Voor een snelle en effectieve waarschuwing tijdens een ongeval met gevaarlijke stoffen is het van belang dat een waarschuwingssysteem de mensen in het effectgebied kan bereiken. |
Werkende communicatiemiddelen | Tijdens een ongeval met gevaarlijke stoffen vindt veel van de communicatie plaatst via radio, internet en telefoon. Het is hierbij van belang dat zendmasten op afstand van de activiteiten met gevaarlijke stoffen staan, zodat deze ook tijdens een ongeval werken. |
Afstemming hulpdiensten | Het handelingsperspectief dat aan mensen wordt geboden ten tijden van een ongeval met gevaarlijke stoffen moet worden afgestemd met de inzet van hulpdiensten, zodat de inzet van de hulpdiensten kan aansluiten bij dit handelingsperspectief. |
Voetnoten
- PGS3
- Rekenmethodiek LNG tankstations, v 1.0.2, pagina 32, RIVM, 25 april 2017
- Rekenmethodiek LNG tankstations, v 1.0.2, pagina 34, RIVM, 25 april 2017
- Handleiding Risicoberekeningen Bevi, v3.3, hfst 3.4, RIVM, 1 juli 2015.
- Bij de slachtofferberekening is uitgegaan van onbeschermde personen. In een toekomstige versie zal onderscheid worden gemaakt tussen drie beschermingsniveaus: geen bescherming, zomerkleding en winterkleding
- Onderbouwing-van-de-slachtofferinschatting-van-het-scenarioboekEV.
- In deze beschrijving wordt uitgegaan een plasbrand. Mocht de plas nog niet zijn ontstoken is er meer tijd voor het handelingsperspectief.
- Goed werkend internet en mobiele telefonie, buurten ten behoeve van zelfredzaamheid, risicocommunicatieplan
- Tweezijdig toegankelijk, vluchtroute scheiden van route voor hulpdiensten, vluchtroute van de risicobron af Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019Hoofdstuk 4
- Verlies van capaciteit, die nodig voor gelijktijdige redding of eerste hulp aan slachtoffers is buitenbeschouwing gelaten, doordat deze situationeel is.
- Bij buitengebied is geen afscherming naar omliggende gebouwen nodig
- Er bestaat kans op een scenario waarbij na niet directe ontsteking, afdekken van de plas nog mogelijk is. Een aanvullend schuimblusvoertuig is dan noodzakelijk. De hiervoor benodigde hoeveelheid schuim is ca. 660 l. Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019bijlage 3. De inzet van een tweede peloton is dan niet noodzakelijk
- Uitgangspunt: in het incidentgebied met een straal van 50m, een omtrek van ca. 300m en 50% bebouwing zal een gevellengte van ca. 150m moeten worden gekoeld/geblust. Op basis van het kengetal van 50m per TS zijn hiervoor ten minste 3TS-en nodig
- Visie Grootschalig Brandweer Optreden 2012-2016 en Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden(GBO) september 2018 visie 2.0
- Norm inzetbaarheid eerste basispeloton (alle 4 tankautospuiten) is 30 minuten doorontwikkeling Grootschalig Brandweeroptreden p20
- Er bestaat kans op een scenario waarbij na niet directe ontsteking, afdekken van de plas nog mogelijk is. Een aanvullend schuimblusvoertuig is dan noodzakelijk. De hiervoor benodigde hoeveelheid schuim is ca. 660 l. Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019bijlage 3. De inzet van een tweede peloton is dan niet noodzakelijk. Het oproepen van een specialistische schuimbluseenheid kost <60 minuten voor een plas tot 1500m².
- Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019bijlage 3
- Peloton Grootschalige watervoorziening: Capaciteit: 2×4000 l/min over 1 km of 2 x 2000l/min over 2,5 km. Afstand locatie tot geschikte waterwinplaats en slangenweg bepaalt de inzettijd>1,5 uur.
- Visie Grootschalig Brandweer Optreden 2012-2016 en Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden(GBO) september 2018 visie 2.0
- De Nederlandse slachtofferregistratiekaart p.3. oktober 2006
- LPCGBI p.1 september 2013
- Leidraad GGB p.12 december 2015
- Leidraad GGB p.10 december 2015
- Voor kinderen is ander materiaal benodigd. Ouders en kinderen worden bij voorkeur bij elkaar geplaatst. Dit is een complexe factor in het gewondenspreidingsplan
- Landelijk netwerk acute zorg www.lnaz.nl
- Beverwijk, Rotterdam, Groningen
- Casus ” Het Hemeltje” Volendam