Seveso-inrichting – Brand opslag energiedragers

MBA: Seveso-inrichting

Deze scenariokaart geeft een ongeval met gevaarlijke stoffen weer. In de kaart vindt u informatie over wat er kan gebeuren en wat u kunt doen om het te voorkomen, beperken en bestrijden. Deze informatie kan gebruikt worden bij advisering over ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij het gebruik van de kaart is belangrijk in acht te nemen dat het slechts een voorbeeldscenario is. Het daadwerkelijke verloop van het scenario is altijd afhankelijk van situatie specifieke omstandigheden.

Status van de kaart: Actueel

Laatste update: 10 juli 2023


Algemene beschrijving


In deze MBA kunnen in principe alle beschreven scenario’s voorkomen omdat het begrip Seveso-inrichting slechts aangeeft dat er veel gevaarlijke stoffen aanwezig zijn.


Brand energiedragers


Energiedragers kunnen ontbranden in geval van kleine beschadigingen, productiefouten, overladen, diep ontladen en/of impact en gebruik van verkeerd laadapparatuur. De brand die
hierdoor ontstaat is moeilijk te blussen. Voor elektrische voertuigen en stukgoed betekent dit dat ze ondergedompeld moeten worden in een container met water (gedurende langere tijd) om de brand onder controle te krijgen.

Vanwege de veelvuldige toepassing van accu’s en batterijen in apparaten, vervoersmiddelen en woningen, worden er ook steeds meer accu’s en batterijen opgeslagen.


Vergunningsadvies


Een advies met betrekking tot het voorkomen en/of bestrijden van een brand in een opslag van accu’s en batterijen zal alleen maar in het vergunningsadvies terecht komen als hiervoor stationaire maatregelen genomen worden. Als de bestrijding mobiel of semi-stationair wordt uitgevoerd, wordt dit beschreven in de bedrijfsbrandweeraanwijzing.

Ter voorkoming of beperking van een brand in een opslag van accu’s en batterijen, moet in de vergunning opgenomen worden dat (kwalitatief):

  • Cellen gecompartimenteerd worden conform UL 9540.
  • Battery Managementsystem is afgestemd op de in de EOS geïnstalleerde energiedragers.
  • Snelle detectie d.m.v. CO melders met een kruisgevoeligheid voor waterstof.
  • Er een (blus)systeem wordt geïnstalleerd dat de brand beheersbaar kan houden.

Bij de bestrijding van een brand in een EOS, moet in de vergunning opgenomen worden dat (kwalitatief):

  • Er snelle detectie aanwezig is;
  • Een gecertificeerd brandbeheersingsinstallatie;
  • Bij ontbreken van blussysteem NOK 81 aansluiting voor het onder water zetten van minimaal het accucompartiment.


Effecten


De effecten van een brand opslag accu’s en batterijen zijn:

Rookontwikkeling: De stof die verbrand is voor een groot deel bepalend voor de rookontwikkeling. Accu’s en batterijen zijn opgebouwd uit verschillende chemische stoffen, zware metalen etc. Omdat bij een beginnende thermal runaway er voornamelijk pyrolyse plaatsvindt zijn de vrijkomende verbrandingsproducten voornamelijk brandbaar (explosief), toxisch en corrosief. De rook is daarom zeer ongezond, en vervuilt het milieu. Tot hoe ver de rook tot overlast zorgt, is moeilijk te zeggen. Het weer en omstandigheden ter plaatse spelen hierin een bepalende rol. Behandel een Li-ionbrand als een IBGS incident.

Hitte: De verbranding veroorzaakt veel hitte en daarom kunnen installaties, andere opslag en gebouwen kunnen bij de brand betrokken raken.

Uitbreiding van de brand door aanstraling en/of bezwijken constructies: De aanwezige installaties en constructies kunnen bezwijken. Koeling van de omgeving zal doorgaans een belangrijk aandachtspunt bij de bestrijding zijn.


Bedrijfsbrandweer


De bestrijding van een Brand opslag accu’s/batterijen door de bedrijfsbrandweer is meestal gebaseerd op het opbrengen van erg veel water en het koelen van aangestraalde installaties. Voor een effectieve inzet is het van belang dat er:

  • Snel gealarmeerd wordt;
  • De locatie goed bereikbaar is voor mens en materieel (hittestralingscontouren);
  • Er voldoende water, menskracht en pompcapaciteit beschikbaar is;

Kentallen koeling

Onderstaande tabel geeft inzicht in de applicatiesnelheden bij koeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen koeling waarbij installaties enkel worden aangestraald (buiten het vlamfront) en koeling waarbij installaties zijn omgeven door vlammen (binnen het vlamfront).

Binnen vlamfrontBuiten vlamfront
Opslagtanks met brandbare inhoud10 l/min/m²2 l/min/m²
Procesapparatuur met brandbare inhoud10 l/min/m²4 tot 8 l/min/m²
Stalen constructies met vitale functie10 l/min/m²2 l/min/m²
Compressoren met brandbare gassen10 l/min/m²2 l/min/m²
Kabelbanen (elektriciteit en instrumentatie)10 l/min/m²2 l/min/m²
Transformatoren10 l/min/m²2 l/min/m²
Pompen voor brandbare vloeistoffen10 l/min/m²2 l/min/m²
Pompen voor brandbare vloeistoffen in risicogebied (nabij drukvaten etc.)20 l/min/m²2 l/min/m²
Drukvaten10 tot 12 l/min/m²5 tot 12 l/min/m²
LPG tanks10 l/min/m²10 l/min/m²
Gebouwen met vitale functiesn.v.t.2 l/min/m²
Bron: IP-19, Appendix 2 en PGS 29 (versie 2020)

Koeling is optimaal als het water daadwerkelijk kan verdampen. Dit heeft meer effect dan stromend koelwater. In specifieke gevallen kan SVM toegevoegd worden. Het SVM laat water “plakken” aan verticale oppervlakken en horizontale tanks/vaten. Het debiet van het koelwater kan dan verlaagd worden. Deze methode is vooral geschikt bij het koelen van objecten in een plasbrand omdat vergroting van de brandende plas zoveel mogelijk wordt voorkomen (in een tankput wordt voorkomen dat de put te vol komt te staan).

De meest actuele kentallen m.b.t koeling zijn te vinden in de EI 19.


Kentallen hittestraling

Een brand op hoogte geeft andere contouren dan dezelfde brand op maaiveldniveau. Middels speciale modelleringssoftware kan dit in beeld worden gebracht. Een conservatieve methode om toch gebruik te maken van extra inzetdiepte, is door de afstand A van de 3 kW/m²-contour naar beneden te kantelen om de contour op maaiveldniveau te verkrijgen.
Stralingscontouren van gebouwbranden en buitenopslagen van hout, kunststof, papier, e.d. kunnen middels de Beheersbaarheid van Brand-methodiek worden bepaald. De stralingsberekeningen zijn hierbij gebaseerd op de PGS 2 (oude CPR 14). Hierbij dienen de stralingsbronuitgangspunten duidelijk te zijn omschreven. Zo
wordt voor opslaggebouwen met een ‘normale’ opslag 45 kW/m² als bronstraling gehanteerd. Voor kunststof opslag wordt vaak 55 kW/m² gehanteerd. Deze waarden zijn sterk afhankelijk van de productvorm, wijze van opslag en materiaaleigenschappen.


Kentallen materieel

Uitgangspunten inzet mobiele middelen

Straalpijp/handlineStraatwaterkanonDakmonitor
Debiet
(l/min)
Worplengte
(meter)
Debiet
(l/min)
Worplengte
(meter)
Debiet
(l/min)
Worplengte
(meter)
Minimum400201.400404.00040
Maximum750303.8006012.000100

Bovenstaande kentallen zijn indicatief. In de praktijk zal de exacte worplengte variëren. De feitelijke prestaties zullen daarom middels een live-test moeten worden aangetoond.

Uitgangspunten mobiele koeling

Max. oppervlakMax. werkafstandToelichting
Directe koeling met handstraal20 m²20 mGericht op te koelen object
Indirecte koeling met handstraal25 m²20 mGericht op object waar straal op
stukslaat
Directe koeling met monitor20 m²40 á 50 mGericht op te koelen object
Indirecte koeling met monitor50 m²40 á 50 mGericht op object waar straal op
stukslaat
Waterscherm100 m²25 m

Kentallen personeel

Hiervoor zijn geen harde rekenregels. Door een taak-tijdanalyse kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel tijd een activiteit kost. In de onderstaande tabellen zijn vuistregels opgenomen.

Basisuitgangspunten bepaling personele component

Bevelvoerder1 bevelvoerder stuurt max. 8 manschappen aan. In specifieke gevallen kan het nodig zijn om bij minder dan 8 man meerdere bevelvoerders aan te wijzen, b.v. als twee voertuigen ver van elkaar worden ingezet.
Chauffeurs/pompbedienerPer voertuig is er 1 chauffeur/ pompbediener. Bij voertuigen zonder pompfunctie is geen pompbediener nodig.
ManschapHet aantal manschappen volgt uit de taak-/tijdanalyse en is afhankelijk van uit
te rollen slanglengtes, te plaatsen monitoren, etc
(bron: Werkwijzer Bedrijfsbrandweren 2019)

Uitgangspunten inzet straatwaterkanonnen

Aantal StraatwaterkanonnenAantal manschappen
12
25
36
58
69
(bron: Werkwijzer Bedrijfsbrandweren 2019)

Voor bediening van een straalpijp/handline zijn twee manschappen nodig. Bij capaciteiten < 200 l/min volstaat 1 manschap. Bij gebruik van technische hulpmiddelen (robots, slangenkarretjes of super lichte straatwaterkanonnen) kan onderbouwd afgeweken worden.


Rekenblad


Bestrijding van een Brand opslag accu’s/batterijen kan door toepassing van stationaire middelen of door middel van inzet van de (bedrijfs)brandweer.

De volgende gegevens zijn nodig voor een goed beeld van het scenario:

  • Hoe groot is de omvang van de opslag?
  • Wat is de omgeving van de opgeslagen accu’s en batterijen?
  • Is een inzet van de bedrijfsbrandweer mogelijk gezien de hittestralingscontouren en opstelplaatsen voor bestrijding?

Stationair

  • Detectie en automatische start koeling
  • Bepaling benodigde capaciteit op basis van doorrekening

Semi stationair

  • Vergelijkbaar met stationair, aansturing/bediening niet automatisch maar handmatig
  • Bepaling benodigde capaciteit op basis van doorrekening

Mobiel

  • Bepaling benodigde capaciteit op basis van doorrekening
  • Opstelplaatsen voor bestrijding moet veilig te bereiken zijn en er moet veilig gewerkt kunnen worden

Modelleringssoftware


Voorbeelden van softwarepakketten zijn:

  • Safeti-NL (DNV-GL);
  • Effects (GEXCON);
  • POOLFIRE6 (Health & Safety Executive – UK);
  • FRED (GEXCON/Shell Global Solutions);
  • ALOHA (Environmental Protection Agency – USA);
  • Diverse CFD software pakketten.

In tegenstelling tot de modellering van scenario’s ten behoeve van Externe Veiligheid (EV), is voor scenario’s ten behoeve van bedrijfsbrandweerscenario’s geen specifiek softwarepakket
voorgeschreven.

Voor het bepalen van de omvang en effecten van de incidentscenario’s dient gebruik te worden gemaakt van speciale modelleringssoftware. In deze softwarepakketten kunnen zowel de omvang van het scenario (bijvoorbeeld plasoppervlakten), als reikwijdtes van risicocontouren worden bepaald.