Status van de kaart: Actueel
Laatste update: 9 december 2022
Algemene beschrijving
In een biovergister wordt uit organisch materiaal (biomassa) door bacteriën biogas gemaakt. Biogas bestaat voor een groot gedeelte uit methaan. Verder zal een groot gedeelte bestaan uit koolstofdioxide (CO2, ordegrootte 35 %) en kan er waterstofsulfide (H2S, 0-2 %)) en ook ammoniak (NH3, 0-2 %) aanwezig zijn (zie ook: Mestvergister). Aangezien methaan het hoofdbestanddeel vormt van aardgas, kan biogas na behandeling lokaal worden gebruikt als brandstof, aan het aardgasnet worden toegevoegd, of worden gebruikt als vervanger van (fossiel) aardgas in de vorm van bijvoorbeeld bio-CNG of bio-LNG. CNG staat voor Compressed Natural Gas. Dit is aardgas dat onder hoge druk (vaak 250 bar of meer) wordt opgeslagen. LNG staat voor Liquified Natural Gas. Dit is aardgas dat door zeer sterke afkoeling (ca. -150 °C) vloeibaar is gemaakt. Het meest gebruikte organisch materiaal bij biovergisting is dierlijke mest van agrarische bedrijven, waarbij dan vaak andere organische (rest)producten worden toegevoegd aan de biomassa, men spreekt dan van co-vergisting (zie ook: Vergisting). Biovergistingsinstallaties vindt men dan ook vaak op agrarische bedrijven.
Het vergistingsproces vindt plaats in een vergistingstank bij circa 35 °C. In een anaerobe omgeving wordt door de bacteriën biogas geproduceerd. Dit wordt in het algemeen opgeslagen in de ‘koepel’ van de tank, waarna het in additionele installaties kan worden nabehandeld, afhankelijk van het beoogde doel. Aan de voorkant wordt de biomassa geprepareerd voor een optimaal vergistingsproces.
Bij instantaan falen, bijvoorbeeld als gevolg van beschadiging van de koepel, zal de gehele inhoud ineens vrijkomen en bij directe ontsteking zal een vuurbal ontstaan.
Effecten
Eenieder die zich binnen de vuurbal bevindt zal komen te overlijden en er kan brand ontstaan. Ook buiten de vuurbal kunnen door de hittestraling mensen (letale) brandwonden oplopen en kan ook brand worden veroorzaakt.
Parameters effectberekening
Parameter | Waarde |
Gasinhoud tank | 2500 m3 (RIVM, 2010) |
Samenstelling biogas | 80 Vol% methaan |
17 Vol% Co2 | |
3 Vol% H2S | |
Werkdruk | 10 mbar overdruk |
Werktemperatuur | 15°C |
Barstdruk / faaldruk bij instantaan falen | 100 mbar overdruk |
Omgevingstemperatuur | 15 °C |
Type omgeving | Landbouwgebied (ruwheidslengte: 0,1 m) |
Weerklasse | D5, F1,5 |
Effectsfile
Download hier de effectsfile
Een “Free viewing demo” waarmee deze file kan worden ingezien is te downloaden via https://www.gexcon.com/software/effects/. Met deze gratis demo is de berekening in effects met bijbehorende grafieken in te zien en beter af te lezen. Wilt u zelf gaan rekenen met de parameters uit de berekening met effects dan heeft u een licentie en aanvullende software van Gexcon nodig.
Kans van optreden
De kans van optreden, van een vuurbal is ontleend aan de Handleiding Risicoberekeningen BEVI v4.3. Deze wordt bepaald door faalfrequentie van de opslagtank (5 10-6 /jr; hier is uitgegaan van een atmosferische tank) en de kans op directe ontsteking (0,04) en is gelijk aan 2 10-7 /jr.
Effecten
Bij instantaan falen zal bij directe ontsteking een vuurbal ontstaan. Dit kan leiden tot slachtoffers en schade in de omgeving.
Enkele resultaten van de effectberekeningen zijn weergegeven in Tabel 3.1.
Tabel 3.1 Enkele resultaten effectberekeningen
Parameter | Waarde |
Duur vuurbal | 6,1 sec |
Straal vuurbal | 40 m |
Hoogte vuurbal | 71 m |
Door de hittestraling kunnen mensen (letale) brandwonden krijgen en kan ook brand worden veroorzaakt. Het verloop van de hittestraling als functie van de afstand is weergegeven in Figuur 3.1. In Figuur 3.2 is het percentage letale slachtoffers als functie van de afstand weergegeven. In Tabel 3.2 en Tabel 3.3 zijn het percentage slachtoffers binnen en buiten alsook de aangerichte schade weergegeven in de verschillende deelgebieden.
Figuur 3.1 Hittestraling versus afstand
Figuur 3.2 Percentage letale slachtoffers (derde graad brandwonden) versus afstand
Tabel 3.2 Slachtoffers buiten als gevolg van hittestraling in verschillende deelgebieden
Gebied | Effectafstand | Hittestraling | Slachtoffers buiten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(meter) | (kW/m2) | (0 % bescherming) | zomerkleding (40 bescherming) | winterkleding (85 bescherming) | ||||||||||
† | T1 | T2 | T3 | † | T1 | T2 | T3 | † | T1 | T2 | T3 | |||
1e ring | <=27 | ≥ 95.1 | 100 | 0 | 0 | 0 | 100 | 0 | 0 | 0 | 100 | 0 | 0 | 0 |
Grens 1e ring: 99% letaal | 27 | 95 | 99 | 1 | 0 | 0 | 100 | 0 | 0 | 0 | 100 | 0 | 0 | 0 |
2e ring | 27 tot 79 | 95 tot 24 | 37 | 11 | 0 | 50 | 30 | 19 | 0 | 49 | 9 | 29 | 11 | 50 |
Grens 2e ring: 1% letaal | 79 | 24 | 1 | 1 | 0 | 88 | 1 | 1 | 0 | 88 | 0 | 1 | 1 | 88 |
3e ring | 79 tot 127 | 24 tot 10 | 0 | 0 | 0 | 29 | 0 | 0 | 0 | 29 | 0 | 0 | 0 | 29 |
Grens 3e ring: 1% 1e graads brandwonden | 127 | 10 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Tabel 3.3 Slachtoffers binnen en schade in verschillende deelgebieden als gevolg van hittestraling
Gebied | Effectafstand (meter) | Hittestraling (kW/m2) | Schade aan objecten | % Slachtoffers binnen | ||
---|---|---|---|---|---|---|
(0% bescherming) | ||||||
† | 2e | 1e | ||||
1e ring | <= 27 | ≥ 95 | Alle brandbare materialen gaan branden Onherstelbare schade | 49 | 1 | 0 |
Grens 1e ring: 99% letaal | 27 | 95 | 45 | 45 | 4 | |
2e ring | 27 tot 79 | 95 tot 24 | Brandhaarden, vervorming van hout en kunststof. Dubbel glas breekt tot 178meter. Gemiddelde schade | 9 | 4 | 31 |
Grens 2e ring: 1% letaal | 79 | 24 | 0 | 0 | 0 | |
3e ring | 79 tot 127 | 24 tot 10 | Geen branden, afbladderen verf en ernstige verkleuringen. Breuk enkel glas tot 328 meter. Lichte schade | 0 | 0 | 0 |
Grens 3e ring: 1% 1e graads brandwonden | 127 | 10 | 0 | 0 | 0 |
Zelfredzaamheid en handelingsperspectief
Mogelijk handelingsperspectief
Afhankelijk van de situatie en de inrichting van de omgeving kan het handelingsperspectief verschillen. Snel reageren is bevorderlijk.
- Voor personen buiten is het handelingsperspectief vluchten (uit het zicht van de brand, onder dekking van objecten zoals muren).
- Als er schuilmogelijkheden zijn, is voor personen dekking zoeken of een schuilplaats binnen gaan een goed handelingsperspectief.
- Voor personen binnen, dichtbij de bron (daar waar gebouwen ontbranden of instorten) is het handelingsperspectief ontruimen en vluchten. Dit is gebaseerd op berekeningen voor woningen en kantoren. Niet voor ziekenhuizen en verzorgingshuizen.
- Voor personen binnen, op grotere afstand van de bron (daar waar gebouwen niet ontbranden of instorten) is het handelingsperspectief binnenblijven.
Randvoorwaarden
De onderstaande aspecten zijn mede bepalend voor de mogelijkheden op het gebied van zelfredzaamheid. Deze zijn locatie afhankelijk en staan in relatie tot elkaar.
Het verloop van het ongevalscenario
Een vuurbal ontstaat instantaan. Het scenario voltrekt zich zonder “aanlooptijd” en de gevolgen zullen ook instantaan zijn. Tot op 27 m zal eenieder overlijden door de hitte. Daarbuiten zullen tot op ca. 130 m gewonden vallen. Ruitbreuk is mogelijk tot op ca. 330 m.
Aangezien er vervolgeffecten te verwachten zijn tot op ruim 130 m is verlaten van of evacueren uit gebouwen binnen deze afstand noodzakelijk.
Herkenbaarheid van het scenario:
Een vuurbal is door zijn hitte-ontwikkeling direct waarneembaar voor aanwezigen. De dreiging van een vuurbal is niet meteen duidelijk.
Mate van bewustzijn van de gevaren:
- Weten dat een dergelijk ongeval mogelijk is bij een vergistingsinstallatie;
- Weten wat de gevaren zijn van biogas;
- Weten wat je moet doen in geval van een (dreigende) vuurbal.
Gesteldheid van personen:
- Fysieke gesteldheid;
- Geestelijke gesteldheid.
Aanwezige voorzieningen:
- Mogelijkheden om van de bron af te vluchten;
- Mogelijkheden om te schuilen.
Optreden multidisciplinaire hulpverlening
Brandweerzorg
De vuurbal is van korte duur (ca 6 sec). De hulpverlening komt eerst ter plaatse nadat de vuurbal heeft plaats gevonden. Daardoor ligt bij dit scenario de nadruk op redden/evacueren, uitbreiding voorkomen en blussen van secundaire branden. Van belang bij biovergisting is er rekening mee te houden dat het vergistingsproces kan blijven doorgaan. Het proces kan niet (op afstand) worden ‘uitgezet’.
Brandweer start de processen:
Bron- en emissiebestrijding:
- Bepalen van het bron- en effectgebied;
- Ontstane plasbrand bestrijden;
- Voorkomen van uitbreiding en beperken van effecten door middel van het afschermen van de omgeving;
- Stabiliseren van het incident en ontstane branden in de omgeving blussen;
- Waarschuwen bevolking. Goed werkend internet en mobiele telefonie, buurten ten behoeve van zelfredzaamheid, risicocommunicatieplan.
Redding:
- Redden en verlenen van eerste hulp aan slachtoffers (zie slachtoffers).
Relevante aspecten:
- Passende(grootschalige) slagkracht brandweer (zie capaciteit);
- Opkomsttijd van de brandweer (zie opkomst/inzettijd);
- Effectieve (grootschalige)bluswatervoorziening (zie bluswatervoorzieningen);
- Beschikbaarheid alarmeringssysteem om aanwezigen in het effectgebied te waarschuwen;
- Toegankelijkheid gebied. Tweezijdig toegankelijk, vluchtroute scheiden van route voor hulpdiensten, vluchtroute van de risicobron af (zie ook: Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019, hoofdstuk 4).
Opkomst/inzettijd
Norm 30 minuten:
- Norm opkomsttijd eerste peloton. Norm inzetbaarheid eerste basispeloton (alle 4 tankautospuiten) is 30 minuten (zie ook: Doorontwikkeling Grootschalig Brandweeroptreden, pagina 20);
- De start van de hulpverlening van 1-4 tankautospuiten wordt vastgesteld via het dekkingsplan.
Norm 45 minuten:
- Norm beschikbaarheid aanvullend tweede peloton met een richttijd van 8 uur inzettijd.
Norm 60 minuten:
- Norm beschikbaarheid derde/vierde peloton met een richttijd van 8 uur inzettijd;
- Norm inzettijd aanvullende grootschalige watervoorziening;
- Norm inzettijd Specialistische Redding & Technische hulpverlening;
- Norm inzettijd USAR (4 specialistische reddingsgroepen) is 3 uur.
Materieel en mankracht
- De benodigde slagkracht is afhankelijk van de omgeving. De omvang van het incident, het aantal slachtoffers en de aard en het type van de verwondingen. In een, relatief dun bevolkt, buitengebied is geen afscherming naar omliggende gebouwen nodig;
- Houdt rekening met de inzet van een tweede peloton (4 tankautospuiten) voor het koelen/blussen van de (omliggende) bebouwing en voor verlening van eerste hulp en transport van slachtoffers naar het gewondennest. Door de warmtestraling zullen secundaire branden ontstaan in de eerste en tweede ring.
- Brandbestrijdingspeloton: opheffen van enkelvoudige beknelling in maximaal 4 personenwagens.
- Peloton Redding & Technische Hulpverlening: redden en bevrijden van maximaal 4 complexe beknellingen per uur.
- USAR-team: zoeken, redden en bevrijden na bijvoorbeeld instortingen van gebouwen.
Bluswater
- Bepaal hoeveel bluswater nodig is bij het scenario, op basis van de repressieve aanpak;
- Stel vast hoeveel bluswater aanwezig is;
- Bepaal of aanvullende bluswatervoorzieningen voorhanden moeten zijn. In het algemeen is in een woonwijk niet meer dan 15 m3/h aan bluswater aanwezig. Bij secundaire branden is dit mogelijk niet voldoende.
Peloton Grootschalige watervoorziening:
Capaciteit: 2×4000 l/min over 1 km of 2 x 2000l/min over 2,5 km. Afstand locatie tot geschikte waterwinplaats en slangenweg bepaalt de inzettijd>1,5 uur.
Indicatie bepaling capaciteit slachtoffers
- In de hectische fase komt via burgerhulp de redding op gang van lichtgewonden en niet beknelde personen.
- Noodzakelijke opschaling/bijstand wordt bepaald op basis van inschatting aantal slachtoffers. Een indicatiebepaling van het aantal personen op een specifieke locatie is mogelijk via het invoeren van de effectafstanden in Bag populatieservice.
Geneeskundige zorg
Geneeskundige zorgverlening start de processen:
Spoedeisende Medische Hulpverlening:
- Triage (zie ook: Triagering via Slabwraps);
- Inrichten van een gewondennest en behandelen van slachtoffers;
- Vervoeren/Verwijzen naar ziekenhuizen.
Publieke gezondheidszorg:
- De beoordeling van en maatregelen tegen schadelijke invloeden op de gezondheid via (drink)water (gebiedsafhankelijk);
- Onderzoek individueel.
Psychosociale Hulpverlening:
- Signaleren getroffenen;
- Verwijzen getroffenen.
Relevante aspecten
- Operationele voorbereiding op het vervoer en behandelen van slachtoffers met ernstige brandwonden;
- Mogelijkheid om te kunnen keren/vertrekken voor ambulances op de locatie;
- Veilige werklocatie voor de GHOR;
- Aantal slachtoffers, type slachtoffers en type letsel. Deze zijn locatie afhankelijk en staan in relatie tot elkaar;
- In geval van brand is operationele voorbereiding op het behandelen van kinderen met ernstige brandwonden mogelijk een aandachtspunt. Dit is locatiespecifiek en vereist een aangepast gewondenspreidingsplan. Voor kinderen is ander materiaal benodigd. Ouders en kinderen worden bij voorkeur bij elkaar geplaatst. Dit is een complexe factor in het gewondenspreidingsplan;
- Indien het effectgebied kwetsbare bestemmingen omvat (bijv. een zorginstelling) is hulp aan verminderd zelfredzame personen een aandachtspunt;
- Vaak is nazorg voor psychotrauma (maanden tot jaren) te verwachten*.
NB.
*Casus Volendam, “Het hemeltje”.
Aantal slachtoffers
Het alarmeringsproces start met (een) (112-)melding(en) bij de meldkamer. De meldkamer-centralist krijgt een melding van een (grootschalig) incident. Op basis van de melding(en) vormt de meldkamer een beeld en maakt een inschatting van het aantal slachtoffers. Op basis daarvan wordt een codering afgegeven. Aan elke codering is een standaard inzet gekoppeld (zie ook: GGB Leidraad).
Type letsel en slachtoffers
De volgende factoren verdienen aandacht:
- Door warmtestraling ontstaan uitwendige brandwonden;
- Stabilisatie van brandwondenslachtoffers is mogelijk in elk level-1-ziekenhuis. Specialistische behandeling van brandwonden is mogelijk in Beverwijk, Rotterdam en Groningen;
- Extra aandacht bij de operationele voorbereiding is noodzakelijk bij een verhoogde kans op slachtoffers uit de groep van ouderen en kinderen.
Optreden politie
Politie start de processen:
Afzetten en afschermen:
- Afzetten effectgebied;
- Creëren veilige werkomgeving voor hulpdiensten;
- Ontruimen van het effectgebied of aanwezige personen in het effectgebied laten schuilen.
Mobiliteit:
- Indien nodig begeleidend transport overige hulpverleners als de verkeerssituatie daarom vraagt;
- Opstellen mobiliteitsplan;
- Indien mogelijk informeren van bewoners en/of andere aanwezigen in het gebied.
Indien relevant:
- Handhaven openbare orde;
- Strafrechtelijke handhaving.
Relevante aspecten
- De politie heeft geen beschermende kleding of ademlucht om op te kunnen treden en kunnen daarom niet opereren in blootgesteld gebied.
- Operationele voorbereiding op het afzetten van een groot effectgebied.
- Voldoende mensen en middelen om het effectgebied te kunnen evacueren en af te kunnen zetten.
Optreden gemeente (hulpverlening):
Mogelijke taken
Afzetten en afschermen:
- Opvang en verzorging van personen uit het effectgebied;
- Voorlichting/communicatie over het ongeval;
- Registreren van slachtoffers.
Randvoorwaarden
- Operationele voorbereiding op het opvangen en verzorgen van personen uit het effectgebied;
- Voldoende locaties en personeel voor de opvang en verzorging van personen uit het gebied;
- Operationeel voorlichting- en communicatieplan.
Maatregelen
Kansbeperkend
- Wegnemen van de risicobron;
- Aanrijbeveiliging tank;
- Vergunningseisen m.b.t. bekwaamheid operator van de installatie;
- Overdrukventiel / afblaas- en affakkelinrichting;
- Goed onderhoud / schoonhouden installatie.
Effecten & gevolgen beperkend
- Begrenzen van de inhoud;
- Fysiek scheiden van vergistingstank en gasopslag;
- Bescherming tegen hitte van nabije gebouwen.
Randvoorwaarden hulpverlening
- Middelen om de hulpdiensten snel te kunnen alarmeren;
- Bereikbaarheid over twee verschillende routes;
- Openbare bluswatervoorzieningen primair en secundair;
- Dekkend systeem om aanwezigen in het effectgebied te waarschuwen.
Voorbeeld
Beeld en/of filmmateriaal worden later toegevoegd.
Suggesties kunnen gemaild worden naar info@nipv.nl