Binnenvaarttanker Benzine – Plasbrand

Deze scenariokaart geeft een ongeval met gevaarlijke stoffen weer. In de kaart vindt u informatie over wat er kan gebeuren en wat je kunt doen om het te voorkomen, beperken en bestrijden. Deze informatie kan gebruikt worden bij advisering over ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij het gebruik van de kaart is belangrijk in acht te nemen dat het slechts een voorbeeldscenario is. Het daadwerkelijke verloop van het scenario is altijd afhankelijk van situatie specifieke omstandigheden

Status van de kaart: Actueel

Laatste update: 17 april 2023


Algemene beschrijving


Een plasbrand ontstaat doordat de tank van de binnenvaarttanker openscheurt na bijvoorbeeld een aanvaring. Hierdoor ontstaat een gat en stroomt een groot deel van de benzine in korte tijd uit. De benzine verspreidt zich over het water en bereikt de kade. Ontsteking van de plas leidt tot een korte hevige brand. De stromingssnelheid van het water is van invloed op de grootte en de vorm van de plas. Door de stroming van het water kan er een ongecontroleerde verspreiding van de plas plaatsvinden.


Effecten 

De effecten van een plasbrand zijn warmtestraling en rook. Hierdoor kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving ontstaan.


Parameters effectberekening


ModelleringssoftwareGexcon Effects 12.0.1: Liquid release; poolfire: two zone model.
Uitgangspunten
Stofnaam*Winter Grade Gasoline Sample (winterbenzine)
StofcategorieLF2
Volume** ***380m³
Vullingsgraad89%
Uitstroomdiameter500 mm
Omgevingstemperatuur9 °C
Watertemperatuur9 °C
Temperatuur in tank9 °C
WindrichtingWest
Windsnelheid5 m/s
Plasoppervlakte1500 m²
Observatiehoogte1,5m
Blootstellingduur20 s
Resultaten
Vrijgekomen massa230.000kg
Representatief massadebiet920 kg/s
Duur plasbrand40 minuten
Diameter plasbrand45m (R=28m)
Lengte vlammen50m
Temperatuur vlammen1000 °C
NB
*In Effects 10.0.5. is geen verschil in verbrandingssnelheid tussen zomer- en winterbenzine. Hierdoor zijn de effecten hetzelfde. De effectafstanden van een brand met zomerbenzine kunnen in de praktijk kleiner zijn dan de effectafstanden van een brand met winterbenzine. Reden hiervan is dat aan winterbenzine onder andere butaan is toegevoegd.
**Volgens het bureau voorlichting binnenvaart heeft een standaard tanker een totaalvolume van meer dan 3750m3. Volgens de ontwerptabellen aangeleverd door Plouvier transport is de inhoud van één tank dan 380m3.
***De Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) gaat uit van een inhoud van 150m3.

Een “Free viewing demo” waarmee deze file kan worden ingezien is te downloaden via https://www.gexcon.com/software/effects/. Met deze gratis demo is de berekening in effects met bijbehorende grafieken in te zien en beter af te lezen. Wilt u zelf gaan rekenen met de parameters uit de berekening met effects dan heeft u een licentie en aanvullende software van Gexcon nodig.


Kans van optreden


De kans op een plasbrand benzine na een ongeval met een enkelwandige binnenvaarttanker wordt bepaald door de kans op een ongeval, de kans dat daarbij benzine uitstroomt, de kans op een grote uitstroming en de kans op ontsteking van de plas.  Deze kans wordt per binnenvaarttanker, per jaar, per vaar-kilometer geschat op (zie ook: HART, hoofdstuk 11.5. versie 1.2 januari 2017):

N ongevalN uitstromingN ontsteking plasN scenario
Vaarklasse 48.67 x 10ˉ⁸0.220.13=2.4 x 10ˉ⁹
Vaarklasse 51.32 x 10ˉ⁷0.220.13= 3.6 x 10ˉ⁶
Vaarklasse 64.14 x 10ˉ⁷0.220.13= 1.2 x 10ˉ⁸

Factoren die de kans van optreden verkleinen zijn:

  • Het aantal verladingen verminderen;
  • Het aantal transportbewegingen verminderen;
  • Technische specificaties van het schip optimaliseren.

Effecten


De effecten van een plasbrand zijn warmtestraling en rook. Hierdoor kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving ontstaan*. warmtestraling is in combinatie met de blootstellingsduur bepalend voor het slachtoffer- en schadebeeld. De stromingssnelheid van het water is mede bepalend voor het plasoppervlak. In de tabel hieronder zijn de effecten van warmtestraling weergegeven.

In de onderstaande tabellen zijn de effecten van warmtestraling weergegeven. De tabel effectafstanden en gevolgen geeft 3 ringen aan. Binnen de eerste ring komt 99% van de aanwezigen te overlijden. In de tweede ring komen aanwezigen te overlijden of kunnen slachtoffer worden. In de derde ring vallen geen doden maar kunnen aanwezigen nog wel slachtoffer worden. De grens van de derde ring geeft aan tot waar eerstegraads brandwonden kunnen voorkomen. Afhankelijk van de afstand tot het ongeval en de bescherming van bijvoorbeeld gebouwen komen mensen te overlijden (†) of raken gewond: van zeer zwaargewond (T1) tot lichtgewond (T3). Het type trauma** is brandwonden over een groot deel van het lichaam. De schade aan objecten varieert van onherstelbare schade tot lichte schade. De effectafstanden zijn berekend vanaf de rand van de plas***.

De rand van de plas simuleert tevens de kade. Het rekenen vanaf de kade geeft een duidelijk beeld van de effecten en de mogelijke gevolgen op land. In de grafieken is de kade weergegeven met een blauwe streep. Vanaf de blauwe streep worden de effecten op land weergegeven.

De tabel effectafstanden en gevolgen is aangevuld met de onderliggende grafieken met het verloop van letaliteit (percentage doden) versus afstand, warmtestraling versus afstand en warmtestralingscontouren.

NB
*Bij de slachtofferberekening is uitgegaan van onbeschermde personen. In een toekomstige versie zal onderscheid worden gemaakt tussen drie beschermingsniveaus: geen bescherming, zomerkleding en winterkleding.
**De GHOR hanteert deze term voor het type verwonding.
***Effectafstand vanaf de tank minus de straal van de plas = de effectafstand vanaf de kade.


Tabel effectafstanden en gevolgen*

Tabel effecten personen buiten

Effectafstand
(meter)
Warmtestraling
(kW/m²)
Slachtoffers buiten
(0 % bescherming)
Slachtoffers buiten zomerkleding
(40 % bescherming)
Slachtoffers buiten winterkleding
(85 % bescherming)
T1T2T3T1T2T3T1T2T3
1e ring ≤ 40≥ 35100000100000861300
Grens 1e ring: 99% letaal
403599100100000158410
2e ring40 tot 7035 tot 10371205023260505311250
Grens 2e ring: 1% letaal7010110871108701187
3e ring70 tot 10010 tot 4000310003100031
Grens 3e ring: 1% 1e grd brw 1004000100010001

NB
*Zie ook: Onderbouwing van de slachtofferinschatting van www.scenarioboekev.nl.


Tabel effecten personen binnen en schade aan objecten

Effectafstand
(meter)
Warmtestraling
(kW/m²)
Schade aan objectenSlachtoffers binnen (0% bescherming)
T1T2T3
1e ring ≤ 40≥ 35Onherstelbare schade
Alle brandbare materialen gaan branden
403012
Grens 1e ring
4035102045
2e ring40 tot 7035 tot 10Gemiddelde schade
Brandhaarden, vervorming van hout en kunststof.
Breuk dubbelglas tot 65 meter.
31011
Grens 2e ring70100000
3e ring70 tot 10010 tot 4Lichte schade
Geen branden, afbladderen verf en ernstige verkleuringen.
Breuk enkel glas tot 87 meter.
0000
Grens 3e ring10040000

Grafiek letaliteit vs. afstand*

De blauwe streep geeft de rand van de plas weer en simuleert de kade.

NB
*Afstanden op basis van geen bescherming en buitenshuis.

Grafiek warmtestraling vs. afstand

De blauwe streep geeft de rand van de plas weer en simuleert de kade.

Contouren warmtestraling


Zelfredzaamheid en handelingsperspectief


Aanwezige personen zijn na het ontstaan van een plasbrand op zichzelf en anderen aangewezen. In onderstaande afbeelding zijn mogelijke handelingsperspectieven weergegeven. In deze beschrijving wordt uitgegaan een plasbrand. Mocht de plas nog niet zijn ontstoken is er meer tijd voor het handelingsperspectief.


Mogelijk handelingsperspectief

Afhankelijk van de situatie en de inrichting van de omgeving kan het handelingsperspectief verschillen. Snel reageren is bevorderlijk.

  • Voor personen buiten is het handelingsperspectief vluchten (uit het zicht van de brand, onder dekking van objecten zoals muren).
  • Als er schuilmogelijkheden zijn, is dekking zoeken of een schuilplaats binnen gaan een goed handelingsperspectief.
  • Voor personen binnen is het handelingsperspectief binnen blijven en schuilen (sluiten van binnendeuren vertraagt de uitbreiding van een eventuele brand).
  • Als secundaire branden optreden, is het handelingsperspectief vluchten aan de schaduwzijde van het gebouw ten opzichte van de plasbrand (extra beschermende kleding beperkt de blootstelling).

Randvoorwaarden

De onderstaande aspecten zijn mede bepalend voor de mogelijkheden op het gebied van zelfredzaamheid. Deze zijn locatie afhankelijk en staan in relatie tot elkaar.

Het verloop van het ongevalsscenario:

  • De snelheid waarmee het scenario plasbrand zich voltrekt is afhankelijk van het ontstekingsmoment.
  • Na ontsteking zijn direct of in korte tijd de effecten merkbaar en duurt de brand ongeveer 40 minuten.

Herkenbaarheid van het scenario:

  • Een plasbrand is door zijn hitte ontwikkeling direct waarneembaar voor de aanwezigen.
  • Als de plas nog niet ontstoken is, is het mogelijke gevaar niet direct herkenbaar.

Mate van bewustzijn van de gevaren:

  • Weten dat er een ongeval is met een binnenvaarttanker benzine 
  • Weten wat de gevaren zijn van benzine
  • Weten wat je moet doen in geval van een (dreigende) plasbrand

Gesteldheid van personen:

  • Fysieke gesteldheid
  • Geestelijke gesteldheid

Aanwezige voorzieningen:

  • Mogelijkheden om van de bron af te vluchten
  • Mogelijkheden om te schuilen

Optreden multidisciplinaire hulpverlening


Brandweerzorg

Na het ontstaan van dit scenario komt de hulpverlening op gang. De inzet zal gericht zijn op redden van slachtoffers, uitbreiding voorkomen en blussen van secundaire branden. In onderstaande tabellen is beschreven welke processen op gang komen en welke aspecten relevant zijn.

Relevante brandweerprocessen

Bron- en emissiebestrijding

  • Bepalen van het bron- en effectgebied;
  • De plasbrand gecontroleerd laten uitbranden;
  • Voorkomen van uitbreiding en beperken van effecten door
    middel van het afschermen van de omgeving;
  • Stabiliseren van het incident en ontstane branden in de
       omgeving blussen;
  • Waarschuwen bevolking. Goed werkend internet en mobiele telefonie, buurten ten behoeve van zelfredzaamheid, risicocommunicatieplan.

Redding

  • Redden en verlenen van eerste hulp aan slachtoffers (zie slachtoffers).

Relevante aspecten

  • Aanwezigheid van een actueel IBP van het watergebied (zie ook: Handboek incidentbestrijding op het water fig. 35 p.137);
  • Afstemming van de onderlinge organisatie- en communicatiestructuren van de betrokken partijen;
  • Voorbereiding op samenwerking met betrokken partijen en passende(grootschalige) slagkracht brandweer (zie capaciteit);
  • Opkomsttijd van de brandweer (zie opkomst/inzettijd);
  • Effectieve (grootschalige)bluswatervoorziening (zie bluswatervoorzieningen);
  • Beschikbaarheid alarmeringssysteem om aanwezigen in het effectgebied te waarschuwen.
  • Toegankelijkheid aanlandingsplaats in directe omgeving van incident.

Capaciteit*

  • Benodigde omvang slagkracht is afhankelijk van de omgeving. Bij dit incident is uitgegaan van verstedelijkt gebied. 
  • Houdt rekening met de inzet van een peloton (4 tankautospuiten)  voor redding/evacuatie en hulpverlening aan slachtoffers via vaartuigen in samenwerking met andere organisaties.

NB
*Verlies van capaciteit, die nodig voor gelijktijdige redding of eerste hulp aan slachtoffers is buitenbeschouwing gelaten, doordat deze situationeel is.


Opkomst/inzettijd*

Schematische weergave incident verloop bij grootschalige incidenten

Verloop grootschalige incidenten

NB
*Zie ook: Visie Grootschalig Brandweer Optreden 2012-2016 en Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden(GBO) september 2018 visie 2.0.

Zorgnormen Incidentbestrijding op het water*

30 minuten– Norm opkomsttijd eerste peloton (zie ook: Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden (GBO) pagina 20). De start van de hulpverlening van 1-4 tankautospuiten wordt vastgesteld via het dekkingsplan.
– SAR 5 personen (KNRM)
– 6 l/m²/min oppervlakte schip (verhoogde gebiedsnorm)
45 minuten– Beschikbaarheid aanvullend tweede en/of derde peloton met een richttijd van 8 uur inzettijd.
60 minuten– Inzettijd  grootschalige watervoorziening 45-60 minuten (houd rekening met een lange duur van het incident)
Tabel Opkomst/inzettijd

NB
*Zie ook: Handboek Incidentbestrijding op het water, basisnorm figuur 28&3, p.125 Afhankelijk van risicobeeld is er een verhoogde gebiedsnorm.


Bluswatervoorziening

  • Vanwege de nabijheid van water is de aanname dat voldoende secundaire bluswaterbronnen voorhanden is ten behoeve van koeling/blussing.
  • Benodigde capaciteit is 6 l/m²/min (zie ook: Handboek Incidentbestrijding op het water, p. 125 basisnormen en verhoogde gebiedsnormen).

Indicatie bepaling capaciteit slachtoffers*

  • In de hectische fase wordt uitgegaan van de zelfredzaamheid op het schip. Daarnaast komt de redding op gang via de schepen in de directe omgeving. De prioriteit zal uitgaan naar het redden en helpen vervoeren van slachtoffers naar het gewondennest van de ambulance.
  • Een indicatiebepaling van het aantal personen op een specifieke locatie op de wal is mogelijk via het invoeren van de effectafstanden in Bag populatieservice.

NB
*Zie ook: Visie Grootschalig Brandweer Optreden 2012-2016 en Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden(GBO) september 2018 visie 2.0


Geneeskundige zorg

Relevante processen bij de geneeskundige hulpverlening

Spoedeisende Medische Hulpverlening
(Op de T3-verzorglocatie wordt gebruik gemaakt van een slachtofferregistratieformulier (SRF). Leidraad GGB 2.1, maart 2023, p32)

  • Triage; 
  • Treatment; 
  • Transport. 

Publieke gezondheidszorg

  • Geneeskundig Onderzoek na Rampen (GOR).
    Onderzoek individueel, kan zowel lichamelijk als psychosociaal.

Psychosociale hulpverlening

  • Signaleren getroffenen 
  • Verwijzen getroffenen 
  • Registreren getroffenen 

De geneeskundige hulpverlening start met het inrichten van een T1 en T2 gewondenverzamelplaats en een T3 verzorglocatie (triage) en behandelen van slachtoffers (treatment). De focus ligt bij het zo snel mogelijk transporteren van T1 en T2 slachtoffers naar ziekenhuizen en/of verwijzen naar de nevenketen (Huisarts, Rode Kruis). 

Aandachtspunt is voldoende ruimte voor het noodhulpteam (NHT) van het Rode Kruis en verkeerscirculatie (mogelijkheid om te kunnen keren/vertrekken voor ambulances). Na een incident verlenen omstanders hulp. Een deel van de slachtoffers komt als zelfverwijzer op de eerste hulp.  


Relevante aspecten

  • Operationele voorbereiding op het vervoer en behandelen van slachtoffers met ernstige brandwonden (Aangepast gewondenspreidingsplan). 
  • Mogelijkheid om te kunnen keren/vertrekken voor ambulances op de aanlandingsplaats (Nadruk ligt op transport). 
  • Veilige werklocatie voor de hulpverleners en het NHT (vanaf code 30 T3 verzorglocatie) 
  • Omstanders verlenen hulp. Een deel van de slachtoffers komt als zelfverwijzer op de eerste hulp. 
  • Aantal slachtoffers, type slachtoffers en type letsel. Deze zijn locatie afhankelijk en staan in relatie tot elkaar

Aantal slachtoffers

<10In beginsel zijn voldoende middelen op de ambulances aanwezig.  
Voor specialistische hulpverlening aan kinderen zijn minder hulpmiddelen aanwezig waardoor middelen snel zijn uitgeput. 
>10– Het LPCGBI treedt in werking (zie ook: GGB-leidraad). (Bij herplaatsing, niet in de eerste opvang)
– De leidraad GGB kan in werking worden gesteld (zie ook: GGB-leidraad).
>250Het GGB model is ingericht op maximaal 250 slachtoffers waarvan 25 T1, 75 T2 en 150 T3 

Type slachtoffers

  • Aandachtspunt is operationele voorbereiding op het behandelen van kinderen met ernstige brandwonden. Dit vereist een aangepast gewondenspreidingsplan. (Voor kinderen is ander materiaal benodigd. Ouders en kinderen worden bij voorkeur bij elkaar geplaatst. Dit is een complexe factor in het gewondenspreidingsplan). 
  • Aandachtspunt is hulp aan verminderd zelfredzamen, zoals bijvoorbeeld zorginstellingen. 

Type letsel

  • Door warmtestraling ontstaan uitwendige brandwonden. Bij inademing van hete gassen ontstaat inhalatietrauma.
  • Stabilisatie van brandwondenslachtoffers is mogelijk in elk level 1 ziekenhuis (zie ook: Landelijk netwerk acute zorg). Specialistische behandeling van brandwonden kan in een beperkt aantal centra in Nederland plaatsvinden; Beverwijk, Rotterdam en Groningen.
  • Extra aandacht bij de operationele voorbereiding is noodzakelijk bij verhoogde kans op slachtoffers uit de groep van ouderen en kinderen.
  • Een langdurig traject van nazorg restletsel en psychotrauma (zie ook: casus “Het Hemeltje” Volendam) is te verwachten.

Water- en zeevaartzorg

Search and Rescue (SAR)

  • Via de inzet van Search and Rescue (SAR) krijgen slachtoffers toegang tot de geneeskundige hulpverlening.

Nautisch verkeersmanagement

  • Het regelen van het verkeer is een wettelijke taak van de politie en nautisch beheerder. 

Beheer waterkwaliteit

  • Het zorgdragen voor de kwaliteit van het water.

Beheer waterkwantiteit en waterkeringen

  • Activiteiten die verricht worden in het kader van waterkwantiteitsbeheer zijn de zorg met betrekking tot hoogwater/ overstromingen, laagwater en ijsbezwaar (in de zin van waterkwantiteit: ijsdammen en stuwing). 

Optreden politie

De politie start met de processen

Afzetten en afschermen

  • Afzetten effectgebied
  • Creëren veilige werkomgeving voor hulpdiensten
  • Ontruimen van het effectgebied of aanwezige personen in het effectgebied laten schuilen.

Mobiliteit

  • Indien nodig begeleidend transport overige hulpverleners als de verkeerssituatie daarom vraagt
  • Opstellen mobiliteitsplan.
  • Indien mogelijk informeren van bewoners en/of andere aanwezigen in het gebied.

Indien relevant

  • Handhaven openbare orde
  • Strafrechtelijke handhaving

Relevante aspecten bij het optreden van de politie

  • De politie heeft geen beschermende kleding of ademlucht om op te kunnen treden en kunnen daarom niet opereren in blootgesteld gebied.
  • Operationele voorbereiding op het afzetten van een groot effectgebied.
  • Voldoende mensen en middelen om het effectgebied te kunnen evacueren en af te kunnen zetten.

Optreden gemeente (hulpverlening)

Mogelijke taken

Gemeente

  • Opvang en verzorging van personen uit het effectgebied
  • Voorlichting/communicatie over het ongeval
  • Registreren van slachtoffers

Randvoorwaarden

Gemeente

  • Operationele voorbereiding op het opvangen en verzorgen van personen uit het effectgebied
  • Voldoende locaties en personeel voor de opvang en verzorging van personen uit het effectgebied
  • Operationeel voorlichting- en communicatieplan

Maatregelen


Kans

MaatregelWerking van de maatregel
Wegnemen van de risicobronHet wegnemen van de risicobron zorgt ervoor dat het scenario niet meer kan plaatsvinden.
Begrenzen van de doorzetMinder vervoersbewegingen betekent een vermindering van het aantal keer dat het scenario zich voor kan doen en dus neemt de kans op het scenario af.
Scheiden van de doorgaande vaart en overslagkadeHet scheiden van deze twee activiteiten verlaagd de kans op aanvaringen.

Effect en gevolg

MaatregelWerking van de maatregel
Afstand houden tot activiteit met gevaarlijke stoffenDicht bij de plaats van het scenario zijn de effecten het meest merkbaar. De warmtestraling neemt af naarmate de afstand toeneemt.
Verdeling typen gebouwenDoor rekening te houden met het type bebouwing kan het aantal mogelijke slachtoffers bij het scenario worden beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door het zodanig verdelen van gebouwen in een gebied dat de meer kwetsbare gebouwen worden beschermd door minder kwetsbare gebouwen.
Hoogteverschillen creëren en benuttenBrandende vloeistoffen verspreiden zich naar het laagste punt in de omgeving. Door hoogteverschil aan te brengen, kan voorkomen worden dat de plasbrand zich kan verspreiden naar het te beschermen gebied. Hoogteverschillen kunnen gecreëerd worden door wallen of het op afschot leggen van oppervlak.
Scherm/keerwand aanbrengenDoor bijvoorbeeld een drijvende afscherming op het water te plaatsen tussen de activiteit met gevaarlijke stoffen en het te beschermen gebied, kunnen brandende vloeistoffen worden gestopt voordat ze het gebied bereiken. 
Toepassen van brandwerend metselwerkDe keuze van het metselwerk bepaalt de brandwerendheid van de gevel. 
Gebruik maken van minerale wolisolatieMinerale wolisolatie is onbrandbaar.
Toepassen van brand- en hittewerende beglazingBrand- en hittewerende beglazing bestaat uit gelaagd glas, samengesteld uit twee of meer lagen blank floatglas en één of meer speciale opschuimende tussenlagen. In geval van brand vormen deze tussenlagen een beschermend schild.
Gebruik maken van houten en stalen kozijnenHouten en stalen kozijnen zijn getest voor een brandwerende toepassing. Kunststof kozijnen (zonder stalen vulling) zijn niet brandwerend.
Gebruik maken van dakpannenDakpannen houden straling tegen en zijn onbrandbaar.
Toepassen van een gesprinkelde buitengevelBij een gesprinkelde buitengevel wordt water automatisch over de gevel gespoten in geval van een calamiteit.
VenstertijdenDoor gebruik te maken van venstertijden voor het verladen worden de risicovolle en kwetsbare activiteiten gescheiden.  

Zelfredzaamheid

MaatregelWerking van de maatregel
Duidelijke vluchtroutes aanbrengenDoor duidelijke vluchtroutes aan te brengen kunnen mensen het gebied gemakkelijker verlaten. 
Verzamelplaatsen bepalen en geschikt maken voor een (dreigende) plasbrandDe verzamelplaats dient dan als een schuilplaats als mensen binnen in het gebouw niet meer voldoende beschermt zijn tegen het scenario.
Galerij / trappenhuis aan de schaduwzijde van een gebouw plaatsenDoor de galerij/trappenhuis aan de schaduwzijde van een gebouw te realiseren, vormt het gebouw zelf een bescherming tegen de warmtestraling.
RisicocommunicatieDoor te communiceren over de mogelijke scenario’s in een gebied en het beste handelingsperspectief worden mensen zich meer bewust van wat ze moeten doen bij het scenario.
Onderhouden schuilplaatsen en vluchtwegenOnderhoud van schuilplaatsen en vluchtwegen is belangrijk, zodat ten alle tijden van een ongeval de schuil- en vluchtmogelijkheden bereikbaar en inzetbaar zijn.
De (bedrijfs)noodplannen oefenen op een plasbrandDoor te oefenen met het plasbrandscenario in de (bedrijfs)noodplannen weten de werknemers wat ze moeten doen in het geval van een echte calamiteit.

Hulpverlening

MaatregelWerking van de maatregel
BluswaterVoor een adequate hulpverlening van de brandweer is het van belang dat voldoende bluswater aanwezig is bij de activiteit met gevaarlijke stoffen. Door de waterbron onderdeel te laten zijn van een doorlopend watersysteem, wordt het water steeds aangevuld.
WaarschuwingsmiddelenVoor een snelle en effectieve waarschuwing tijdens een ongeval met gevaarlijke stoffen is het van belang dat een waarschuwingssysteem de mensen in het effectgebied kan bereiken.
Werkende communicatiemiddelenTijdens een ongeval met gevaarlijke stoffen vindt veel van de communicatie plaatst via radio, internet en telefoon. Het is hierbij van belang dat zendmasten op afstand van de activiteiten met gevaarlijke stoffen staan, zodat deze ook tijdens een ongeval werken.
Afstemming hulpdienstenHet handelingsperspectief dat aan mensen wordt geboden ten tijden van een ongeval met gevaarlijke stoffen moet worden afgestemd met de inzet van hulpdiensten, zodat de inzet van de hulpdiensten kan aansluiten bij dit handelingsperspectief.

Voorbeeld


28 maart 2011, Duitsland, Haven van Lingen

https://www.youtube.com/watch?v=pxR-EoKBxRk&t=36s

Betere suggesties van een plasbrand op het water kunnen gemaild worden naar:  info@nipv.nl


Voetnoten

  1. In Effects 10.0.5. is geen verschil in verbrandingssnelheid tussen zomer- en winterbenzine. Hierdoor zijn de effecten hetzelfde. De effectafstanden van een brand met zomerbenzine kunnen in de praktijk kleiner zijn dan de effectafstanden van een brand met winterbenzine. Reden hiervan is dat aan winterbenzine onder andere butaan is toegevoegd.
  2. Volgens het bureau voorlichting binnenvaart heeft een standaard tanker een totaalvolume van meer dan 3750m3 . Volgens de ontwerptabellen aangeleverd door Plouvier transport is de inhoud van één tank dan 380m3
  3. Het HART gaat uit van een inhoud van 150m3
  4. HART.hoofdstuk 11.4.versie 1.1. april 2015
  5. Bij de slachtofferberekening is uitgegaan van onbeschermde personen. In een toekomstige versie zal onderscheid worden gemaakt tussen drie beschermingsniveaus: geen bescherming, zomerkleding en winterkleding
  6. De GHOR hanteert deze term voor het type verwonding
  7. Effectafstand vanaf de tank minus de straal van de plas = de effectafstand vanaf de kade
  8. Onderbouwing-van-de-slachtofferinschatting-van-het-scenarioboekEV.
  9. Afstanden op basis van geen bescherming en buitenshuis.
  10. In deze beschrijving wordt uitgegaan een plasbrand. Mocht de plas nog niet zijn ontstoken is er meer tijd voor het handelingsperspectief.
  11. Goed werkend internet en mobiele telefonie, buurten ten behoeve van zelfredzaamheid, risicocommunicatieplan
  12. Handboek incidentbestrijding op het water fig. 35 p.137
  13. Verlies van capaciteit, die nodig voor gelijktijdige redding of eerste hulp aan slachtoffers is buitenbeschouwing gelaten, doordat deze situationeel is.
  14. Bij buitengebied is geen afscherming naar omliggende gebouwen nodig
  15. Visie Grootschalig Brandweer Optreden 2012-2016 en Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden(GBO) september 2018 visie 2.0
  16. Handboek Incidentbestrijding op het water, basisnorm figuur 28&3, p.125 Afhankelijk van risicobeeld is er een verhoogde gebiedsnorm
  17. Norm inzetbaarheid eerste basispeloton (alle 4 tankautospuiten) is 30 minuten doorontwikkeling Grootschalig Brandweeroptreden p20
  18. Handboek Incidentbestrijding op het water p125 basisnormen en verhoogde gebiedsnormen Visie Grootschalig Brandweer Optreden 2012-2016 en
  19. Doorontwikkeling Grootschalig Brandweer Optreden(GBO) september 2018 visie 2.0
  20. De Nederlandse slachtofferregistratiekaart p.3. oktober 2006
  21. LPCGBI p.1 september 2013
  22. Leidraad GGB p.12 december 2015
  23. Leidraad GGB p.10 december 2015
  24. Voor kinderen is ander materiaal benodigd. Ouders en kinderen worden bij voorkeur bij elkaar geplaatst. Dit is een complexe factor in het gewondenspreidingsplan
  25. Landelijk netwerk acute zorg www.lnaz.nl
  26. Beverwijk, Rotterdam, Groningen
  27. Casus ” Het Hemeltje” Volendam