Behandeling aardgas – Fakkelbrand

MBA: Behandelen, regelen en meten van aardgas

Deze scenariokaart geeft een ongeval met gevaarlijke stoffen weer. In de kaart vindt u informatie over wat er kan gebeuren en wat u kunt doen om het te voorkomen, beperken en bestrijden. Deze informatie kan gebruikt worden bij advisering over ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij het gebruik van de kaart is belangrijk in acht te nemen dat het slechts een voorbeeldscenario is. Het daadwerkelijke verloop van het scenario is altijd afhankelijk van situatie specifieke omstandigheden.

Status van de kaart: Actueel

Laatste update: 24 juli 2023


Algemene beschrijving


De kernactiviteit van deze MBA is het behandelen van aardgas, het regelen van aardgasdruk en het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas. Het behandelen, regelen en meten van aardgas vormen een onderdeel in het gastransportsysteem en gasdistributiesysteem. Deze zijn noodzakelijk voor aardgasverbruikstoestellen.

Het meest kenmerkende risico bij deze MBA is het ongecontroleerd vrijkomen van aardgas vanwege een lekkage of bezwijken van een leiding.


Fakkelbrand


Een fakkelbrand ontstaat doordat gas in een buisleiding of tank/insluitsysteem vrijkomt door een gat of breuk. Zolang het uitstromende gas niet ontstoken wordt is er geen sprake van een
fakkelbrand, maar van een brandbare wolk die vrijkomt.

Vaak zal de uitstroom wel ontstoken worden door de impact die leidt tot het gat/de breuk of door de statische energie die vrijkomt bij het uitstromen.

Een uitstroom onder hoge druk van vloeistof in een buisleiding of drukvat leidt tot een vergelijkbaar scenario. Vaak wordt dit een Jet fire of een Flare genoemd. Voor effecten, vergunningsadvies en inzet van de bedrijfsbrandweer mag de Jet fire of Flare behandeld worden als een Fakkelbrand.


Vergunningsadvies


Een advies met betrekking tot het voorkomen en/of bestrijden van een Fakkelbrand, kan in de vergunning opgenomen worden dat (kwalitatief):

  • Tanks of buisleidingen voldoen aan de gestelde eisen;
  • Tanks of buisleidingen gekeurd en onderhouden zijn;
  • De omgeving van de tank of buisleiding zo is uitgevoerd dat secundaire branden niet kunnen ontstaan.

Bij de bestrijding van een Fakkelbrand, kan in de vergunning opgenomen worden dat (kwalitatief):

  • Er snelle detectie (voor uitstroom product) aanwezig is;
  • Er een stationaire koeling voor installaties en of gebouwen in de omgeving is;
  • De uitstroom gestopt kan worden door afsluiten van de toevoer (van een buisleiding) of het stoppen van het proces (als de Fakkelbrand zich in een onderdeel van een bedrijfsproces manifesteert).


Effecten


De effecten van een Fakkelbrand zijn:

Hittestraling: De hittestraling van een fakkelbrand is afhankelijk van het soort gas dat vrijkomt, de druk waarmee het vrijkomt en de grootte van de uitstroomopening. Bij het grootste formaat hogedruk aardgastransportleidingen kan de 3kW/m² contour tot op 500 meter van de incidentlocatie liggen (dit maakt een repressieve inzet zo goed als onmogelijk). Bij tanks zal de fakkel minder groot zijn en de hittestraling zal ook minder ver reiken. Daarnaast is de hoeveelheid in een tank beperkt waardoor er al snel een afname van de uitstroom zal zijn.

Uitbreiding van de brand door aanstraling en/of bezwijken constructies: De hittestraling kan leiden tot secundaire branden in de omgeving. Gebouwen en installaties in de omgeving kunnen bij de brand betrokken raken. Koeling van de omgeving zal doorgaans een belangrijk aandachtspunt bij de bestrijding zijn.


Bedrijfsbrandweer


De bestrijding van een Fakkelbrand door de bedrijfsbrandweer is meestal gebaseerd op het koelen van installaties/omgeving. De Fakkelbrand zelf is het best te bestrijden door de toevoer te stoppen. Bij een relatief kleine Fakkelbrand is de vlam mogelijk te doven. Dit resulteert echter in een gevaarlijke situatie; de
uitstroom blijft maar verspreidt zich nu over de omgeving zonder te verbranden. Hierdoor kan een groot gebied ontstaan waar explosiegevaar heerst.

Van belang voor een goede inzet van de bedrijfsbrandweer is:

  1. Een snelle alarmering;
  2. Goed inzicht van de hittestraling ter plaatse;
  3. Voldoende water, menskracht en pompcapaciteit voor koeling omgeving;

Kentallen koeling

Onderstaande tabel geeft inzicht in de applicatiesnelheden bij koeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen koeling waarbij installaties enkel worden aangestraald (buiten het vlamfront) en koeling waarbij installaties zijn omgeven door vlammen (binnen het vlamfront).

Binnen vlamfrontBuiten vlamfront
Opslagtanks met brandbare inhoud10 l/min/m²2 l/min/m²
Procesapparatuur met brandbare inhoud10 l/min/m²4 tot 8 l/min/m²
Stalen constructies met vitale functie10 l/min/m²2 l/min/m²
Compressoren met brandbare gassen10 l/min/m²2 l/min/m²
Kabelbanen (elektriciteit en instrumentatie)10 l/min/m²2 l/min/m²
Transformatoren10 l/min/m²2 l/min/m²
Pompen voor brandbare vloeistoffen10 l/min/m²2 l/min/m²
Pompen voor brandbare vloeistoffen in risicogebied (nabij drukvaten etc.)20 l/min/m²2 l/min/m²
Drukvaten10 tot 12 l/min/m²5 tot 12 l/min/m²
LPG tanks10 l/min/m²10 l/min/m²
Gebouwen met vitale functiesn.v.t.2 l/min/m²
Bron: IP-19, Appendix 2 en PGS 29 (versie 2020)

Koeling is optimaal als het water daadwerkelijk kan verdampen. Dit heeft meer effect dan stromend koelwater. In specifieke gevallen kan SVM toegevoegd worden. Het SVM laat water “plakken” aan verticale oppervlakken en horizontale tanks/vaten. Het debiet van het koelwater kan dan verlaagd worden. Deze methode is vooral geschikt bij het koelen van objecten in een plasbrand omdat vergroting van de brandende plas zoveel mogelijk wordt voorkomen (in een tankput wordt voorkomen dat de put te vol komt te staan).

De meest actuele kentallen m.b.t koeling zijn te vinden in de EI 19.


Kentallen personeel

Hiervoor zijn geen harde rekenregels. Door een taak-tijdanalyse kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel tijd een activiteit kost. In de onderstaande tabellen zijn vuistregels opgenomen.

Bevelvoerder1 bevelvoerder stuurt max. 8 manschappen aan. In specifieke gevallen kan het nodig zijn om bij minder dan 8 man meerdere bevelvoerders aan te wijzen, b.v. als twee voertuigen ver van elkaar worden ingezet.
Chauffeurs/
pompbediener
Per voertuig is er 1 chauffeur/pompbediener. Bij voertuigen zonder pompfunctie is geen pompbediener nodig
ManschapHet aantal manschappen volgt uit de taak-/tijdanalyse en is afhankelijk van uit te rollen slanglengtes, te plaatsen monitoren, etc.
(bron: Werkwijzer Bedrijfsbrandweren 2019)

Aantal StraatwaterkanonnenAantal manschappen
12
25
36
58
69
(bron: Werkwijzer Bedrijfsbrandweren 2019)

Voor bediening van een straalpijp/handline zijn twee manschappen nodig. Bij capaciteiten < 200 l/min volstaat 1 manschap. Bij gebruik van technische hulpmiddelen (robots, slangenkarretjes of super lichte straatwaterkanonnen) kan onderbouwd afgeweken worden.


Kentallen materieel

Uitgangspunten inzet mobiele middelen

Straalpijp/handlineStraatwaterkanonDakmonitor
Debiet
(l/min)
Worplengte
(meter)
Debiet
(l/min)
Worplengte
(meter)
Debiet
(l/min)
Worplengte
(meter)
Minimum400201.400404.00040
Maximum750303.8006012.000100

Bovenstaande kentallen zijn indicatief. In de praktijk zal de exacte worplengte variëren. De feitelijke prestaties zullen daarom middels een live-test moeten worden aangetoond.

Uitgangspunten mobiele koeling

Max. oppervlakMax. werkafstandToelichting
Directe koeling met handstraal20 m²20 mGericht op te koelen object
Indirecte koeling met handstraal25 m²20 mGericht op object waar straal op
stukslaat
Directe koeling met monitor20 m²40 á 50 mGericht op te koelen object
Indirecte koeling met monitor50 m²40 á 50 mGericht op object waar straal op
stukslaat
Waterscherm100 m²25 m

Kentallen stralingshitte

Omvang hittestralingscontouren

Een brand op hoogte geeft andere contouren dan dezelfde brand op maaiveldniveau. Middels speciale modelleringssoftware kan dit in beeld worden gebracht. Een conservatieve methode om toch gebruik te maken van extra inzetdiepte, is door de afstand A van de 3 kW/m²-contour naar beneden te kantelen om de contour op maaiveldniveau te verkrijgen.
Stralingscontouren van gebouwbranden en buitenopslagen van hout, kunststof, papier, e.d. kunnen middels de Beheersbaarheid van Brand-methodiek worden bepaald. De stralingsberekeningen zijn hierbij gebaseerd op de PGS 2 (oude CPR 14). Hierbij dienen de stralingsbronuitgangspunten duidelijk te zijn omschreven. Zo wordt voor opslaggebouwen met een ‘normale’ opslag 45 kW/m² als bronstraling gehanteerd. Voor kunststof opslag wordt vaak 55 kW/m² gehanteerd. Deze waarden zijn sterk afhankelijk van de productvorm, wijze van opslag en materiaaleigenschappen.


Rekenblad


Bestrijding van een Fakkelbrand kan door toepassing van stationaire middelen of door middel van inzet van de (bedrijfs)brandweer. Stationaire middelen zijn van toepassing bij een drukvat waaruit gas kan ontsnappen. Stationaire middelen bij een buisleiding zijn slecht toepasbaar omdat je niet van tevoren weet waar de Fakkelbrand zou kunnen optreden (en het aanbrengen van stationaire middelen langs het gehele traject van een buisleiding erg kostbaar is).

De volgende gegevens zijn nodig voor een goed beeld van het scenario:

  • Welke stoffen kunnen uitstromen uit de buisleiding/drukvat?
  • Is de toevoer snel te stoppen/gaat het om een drukvat met beperkte inhoud zodat het scenario slechts kort duurt?
  • Wat is de omgeving van de Fakkelbrand (bij een drukvat goed in kaart te brengen, bij een buisleiding moeilijk te bepalen
  • Is een inzet van de bedrijfsbrandweer mogelijk gezien de hittestralingscontouren en opstelplaatsen voor bestrijding?

Stationair

  • Detectie en automatische start koeling;
  • Bepaling benodigde capaciteit op basis van doorrekening

Semi stationair

  • Vergelijkbaar met stationair, aansturing/bediening niet automatisch maar handmatig.
  • Bepaling benodigde capaciteit op basis van doorrekening

Mobiel

  • Bepaling benodigde capaciteit op basis van doorrekening;
  • Opstelplaatsen voor bestrijding moet veilig te bereiken zijn en er moet veilig gewerkt kunnen worden

Modelleringssoftware


Voorbeelden van softwarepakketten zijn:

  • Safeti-NL (DNV-GL);
  • Effects (GEXCON);
  • POOLFIRE6 (Health & Safety Executive – UK);
  • FRED (GEXCON/Shell Global Solutions);
  • ALOHA (Environmental Protection Agency – USA);
  • Diverse CFD software pakketten.

In tegenstelling tot de modellering van scenario’s ten behoeve van Externe Veiligheid (EV), is voor scenario’s ten behoeve van bedrijfsbrandweerscenario’s geen specifiek softwarepakket
voorgeschreven.

Voor het bepalen van de omvang en effecten van de incidentscenario’s dient gebruik te worden gemaakt van speciale modelleringssoftware. In deze softwarepakketten kunnen zowel de omvang van het scenario (bijvoorbeeld plasoppervlakten), als reikwijdtes van risicocontouren worden bepaald.