Status van de kaart: Actueel
Laatste update: 8 juni 2023
Algemene beschrijving
Een opslagtank voor gas kan brandbaar gas, toxisch gas en niet “gevaarlijk” gas bevatten (onder deze laatste categorie vallen ook verstikkende- en brand bevorderende gassen).
Aandachtspunten
Andere inhoud – andere regels
Voor de inhoud geldt dat het soort opslag bepalend is voor de regelgeving die er betrekking op heeft.
Opslag cryogene gassen
Deze gassen zijn door koeling vloeibaar gemaakt. Bij vrijkomen is de temperatuur erg laag waardoor een koud kokende plas kan ontstaan. Een brandbare- en/of toxische wolk zal derhalve met enige vertraging vrijkomen omdat de uitstromende vloeistof eerst zal verdampen alvorens de wolk in gasvorm vrijkomt*.
Bedrijfsbrandweer
Vanwege het risico op een BLEVE is het van belang dat de tijd -die de gasopslag wordt aangestraald- in de gaten gehouden wordt. Tezamen met kennis over het opgeslagen product en vullingsgraad, kan bepaald worden na hoeveel tijd mensen afstand moeten nemen i.v.m. het gevaar op een BLEVE.
* Meer specifieke informatie over Cryogene gassen is te vinden in de PGS 9 Cryogene gassen Opslag van 0,150 m3 – 100 m3
BLEVE
Een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) is een explosieve verbranding van tot vloeistof verdicht gas dat vrij komt doordat het insluitsysteem faalt (door verhitting van buitenaf; brand). Een BLEVE kan niet instantaan optreden. De inhoud van het insluitsysteem moet eerst opgewarmd worden voordat de interne druk toeneemt en het materiaal van het insluitsysteem verzwakt. De tijd die hiervoor nodig is, is afhankelijk van de hitte (en nabijheid) van de brand, de grootte (en vullingsgraad) van het insluitsysteem en het materiaal waarvan het insluitsysteem is gemaakt.
Naast een warme BLEVE kennen we ook de koude BLEVE. Feitelijk is deze naam onjuist omdat de inhoud van het insluitsysteem niet vrijkomt door verhitting (het zou een LEVE moeten heten), maar door impact. Dit scenario is instantaan en daardoor niet bestrijdbaar. Het wordt niet als scenario in dit boek opgenomen. Aan de gevolgen van een koude BLEVE kan wel wat gedaan worden; denk hierbij aan instortingen, ontzetting van constructies, secundaire branden etc.
Vergunningsadvies
Een advies met betrekking tot het voorkomen van een BLEVE zal alleen maar in het vergunningsadvies terecht komen als de koeling stationair wordt uitgevoerd. Dit kan alleen maar in geval van een vaste installatie. Als de koeling mobiel of semi-stationair wordt uitgevoerd, wordt dit beschreven in de bedrijfsbrandweeraanwijzing.
Ter voorkoming van de aanstraling die tot een BLEVE kan leiden, kan in de vergunning opgenomen worden dat (kwalitatief):
- Het drukvat niet in de directe nabijheid van brandbare bronnen mag worden geplaatst/brandbare stoffen weg gehouden moeten worden bij het drukvat;
- Het personeel in de nabijheid de juiste opleiding/training en instructies heeft om het risico tot een minimum te beperken.
- Het drukvat (en appendages etc.) gekeurd en onderhouden moet zijn.
Externe documenten
Handreiking inzake maximaal toelaatbare niveaus van warmtestraling
Belastbaarheid korte inzet (bedrijfs) brandweer Effecten
De effecten van een (warme) BLEVE zijn warmtestraling, overdruk en scherfwerking. Deze effecten kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken. Het slachtofferbeeld wordt voornamelijk bepaald door de warmtestraling, in mindere mate door scherfwerking en zeer beperkt door overdruk. Installaties in de nabijheid zijn gevoelig voor scherfwerking. Gebouwen kunnen bescherming bieden tegen de warmtestraling, maar moeten dan wel bestand zijn tegen de overdruk.
Een BLEVE op zich is niet te bestrijden, zodat de inspanningen en maatregelen gericht zullen zijn op het voorkomen ervan. De effecten van een warme BLEVE zijn niet instantaan. Een aangestraald insluitsysteem met tot vloeistof verdicht gas, heeft tijd nodig om opgewarmd te raken. De tijd die hiervoor nodig is, is afhankelijk van de omvang van het insluitsysteem, de vullingsgraad en de heftigheid van de aanstraling. Als er geen informatie over deze aspecten bekend is, kan men er –vanuit voorzorg- beter van uitgaan dat een BLEVE snel kan optreden.
De effecten van een BLEVE zijn afhankelijk van de omvang van het insluitsysteem en de vullingsgraad. Voor effectberekeningen wordt uitgegaan van het Worst Case Scenario (het drukvat is maximaal gevuld). De hittestraling van een BLEVE is maatgevend voor schade aan de omgeving; de drukeffecten zijn minder groot. Scherven en delen van het insluitsysteem kunnen verder reiken dan de vuurbal.
Hittestraling BLEVE (R = straal vuurbal/ M is massa vloeibaar gas):
R = 2.9 x M(1/3) als M<10.000 kg
R = 4.0 x M(1/3) als M>10.000 kg
R = straal van de vuurbal. 100% overlijdt/ brand breekt uit.
2R = de afstand tot waarop secundaire branden kunnen ontstaan.
3R = de afstand tot waar tweede en derdegraads brandwonden ontstaan.
Drukvat | R | 2R | 3R |
Stationaire tank 8M³ | 44 | 89 | 133 |
Tankwagen 16M³ | 55 | 109 | 164 |
Tankwagen 20M³ | 59 | 118 | 177 |
Spoorketelwagon 60M³ | 117 | 235 | 352 |
Spoorketelwagon 80M³ | 129 | 258 | 387 |
Bedrijfsbrandweer
De bestrijding van een BLEVE door de bedrijfsbrandweer is gebaseerd op het koelen van het aangestraalde drukvat. Voor een effectieve inzet is het van belang dat er:
- Snel gealarmeerd wordt;
- Voldoende koelwater is (minimaal 10 liter per minuut per M² tankoppervlak);
- Voldoende pompcapaciteit is;
- Voldoende menskracht voor bediening voertuig/pomp, handstralen/waterkanonnen en leiding is;
- Snel gestart kan worden met koelen.
Informatie over punt 1, 2 en 3 kan veelal uit ervaringscijfers, ontwerpspecificatie en testen worden gehaald. Punt 4 is het resultaat van een realistische inschatting van de menskracht die nodig is voor opbouw waterwinning, uitrollen slangen en starten koeling. Punt 5. Slechte bereikbaarheid, lange aanrijdtijd, bluswater op grote afstand of een complexe inzetlocatie kunnen vertragend werken.
Kentallen koeling
Onderstaande tabel geeft inzicht in de applicatiesnelheden bij koeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen koeling waarbij installaties enkel worden aangestraald (buiten het vlamfront) en koeling waarbij installaties zijn omgeven door vlammen (binnen het vlamfront).
Binnen vlamfront | Buiten vlamfront | |
Opslagtanks met brandbare inhoud | 10 l/min/m² | 2 l/min/m² |
Procesapparatuur met brandbare inhoud | 10 l/min/m² | 4 tot 8 l/min/m² |
Stalen constructies met vitale functie | 10 l/min/m² | 2 l/min/m² |
Compressoren met brandbare gassen | 10 l/min/m² | 2 l/min/m² |
Kabelbanen (elektriciteit en instrumentatie) | 10 l/min/m² | 2 l/min/m² |
Transformatoren | 10 l/min/m² | 2 l/min/m² |
Pompen voor brandbare vloeistoffen | 10 l/min/m² | 2 l/min/m² |
Pompen voor brandbare vloeistoffen in risicogebied (nabij drukvaten etc.) | 20 l/min/m² | 2 l/min/m² |
Drukvaten | 10 tot 12 l/min/m² | 5 tot 12 l/min/m² |
LPG tanks | 10 l/min/m² | 10 l/min/m² |
Gebouwen met vitale functies | n.v.t. | 2 l/min/m² |
Bron: IP-19, Appendix 2 en PGS 29 (versie 2020) |
Koeling is optimaal als het water daadwerkelijk kan verdampen. Dit heeft meer effect dan stromend koelwater. In specifieke gevallen kan SVM toegevoegd worden. Het SVM laat water “plakken” aan verticale oppervlakken en horizontale tanks/vaten. Het debiet van het koelwater kan dan verlaagd worden. Deze methode is vooral geschikt bij het koelen van objecten in een plasbrand omdat vergroting van de brandende plas zoveel mogelijk wordt voorkomen (in een tankput wordt voorkomen dat de put te vol komt te staan).
De meest actuele kentallen m.b.t koeling zijn te vinden in de EI 19.
Kentallen personeel
Hiervoor zijn geen harde rekenregels. Door een taak-tijdanalyse kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel tijd een activiteit kost. In de onderstaande tabellen zijn vuistregels opgenomen.
Bevelvoerder | 1 bevelvoerder stuurt max. 8 manschappen aan. In specifieke gevallen kan het nodig zijn om bij minder dan 8 man meerdere bevelvoerders aan te wijzen, b.v. als twee voertuigen ver van elkaar worden ingezet. |
Chauffeurs/ pompbediener | Per voertuig is er 1 chauffeur/pompbediener. Bij voertuigen zonder pompfunctie is geen pompbediener nodig |
Manschap | Het aantal manschappen volgt uit de taak-/tijdanalyse en is afhankelijk van uit te rollen slanglengtes, te plaatsen monitoren, etc. |
Aantal Straatwaterkanonnen | Aantal manschappen |
1 | 2 |
2 | 5 |
3 | 6 |
5 | 8 |
6 | 9 |
Voor bediening van een straalpijp/handline zijn twee manschappen nodig. Bij capaciteiten < 200 l/min volstaat 1 manschap. Bij gebruik van technische hulpmiddelen (robots, slangenkarretjes of super lichte straatwaterkanonnen) kan onderbouwd afgeweken worden.
Kentallen materieel
Uitgangspunten inzet mobiele middelen
Straalpijp/handline | Straatwaterkanon | Dakmonitor | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Debiet (l/min) | Worplengte (meter) | Debiet (l/min) | Worplengte (meter) | Debiet (l/min) | Worplengte (meter) |
|
Minimum | 400 | 20 | 1.400 | 40 | 4.000 | 40 |
Maximum | 750 | 30 | 3.800 | 60 | 12.000 | 100 |
Bovenstaande kentallen zijn indicatief. In de praktijk zal de exacte worplengte variëren. De feitelijke prestaties zullen daarom middels een live-test moeten worden aangetoond.
Uitgangspunten mobiele koeling
Max. oppervlak | Max. werkafstand | Toelichting | |
Directe koeling met handstraal | 20 m² | 20 m | Gericht op te koelen object |
Indirecte koeling met handstraal | 25 m² | 20 m | Gericht op object waar straal op stukslaat |
Directe koeling met monitor | 20 m² | 40 á 50 m | Gericht op te koelen object |
Indirecte koeling met monitor | 50 m² | 40 á 50 m | Gericht op object waar straal op stukslaat |
Waterscherm | 100 m² | 25 m | – |
Kentallen stralingshitte
Omvang hittestralingscontouren
Een brand op hoogte geeft andere contouren dan dezelfde brand op maaiveldniveau. Middels speciale modelleringssoftware kan dit in beeld worden gebracht. Een conservatieve methode om toch gebruik te maken van extra inzetdiepte, is door de afstand A van de 3 kW/m²-contour naar beneden te kantelen om de contour op maaiveldniveau te verkrijgen.
Stralingscontouren van gebouwbranden en buitenopslagen van hout, kunststof, papier, e.d. kunnen middels de Beheersbaarheid van Brand-methodiek worden bepaald. De stralingsberekeningen zijn hierbij gebaseerd op de PGS 2 (oude CPR 14). Hierbij dienen de stralingsbronuitgangspunten duidelijk te zijn omschreven. Zo wordt voor opslaggebouwen met een ‘normale’ opslag 45 kW/m² als bronstraling gehanteerd. Voor kunststof opslag wordt vaak 55 kW/m² gehanteerd. Deze waarden zijn sterk afhankelijk van de productvorm, wijze van opslag en materiaaleigenschappen.
Rekenblad
Bestrijding van een BLEVE is alleen maar mogelijk door het wegnemen van de bron die het drukvat aanstraalt of door het koelen van het drukvat zelf. Omdat het wegnemen van de hittebron vaak niet mogelijk is, wordt er doorgaans ingezet op koelen. Als hiermee op tijd gestart wordt is verdere verhitting van het drukvat te voorkomen.
De volgende gegevens zijn nodig voor een goed beeld van het scenario:
Is mobiele koeling mogelijk?
- Hoeveel tijd kost alarmering, aanrijden, opbouwen en starten met koeling?
- Is het op dat moment nog veilig om op te treden?
- Is de oppervlakte beperkt genoeg voor mobiele koeling?
- Zo ja:
- Hoeveel water is daarvoor nodig?
- Hoeveel personeel is daarvoor nodig?
- Welk materiaal/materieel is daarvoor nodig?
- Zo nee:
- Is semi stationaire koeling mogelijk (N.B. alleen bij vaste installaties)?
- Zo ja:
- Hoeveel water is daarvoor nodig?
- Hoeveel personeel is daarvoor nodig?
- Welk materiaal/materieel is daarvoor nodig?
- Zo nee:
- Is stationaire koeling mogelijk (N.B. alleen bij vaste installaties)?
- Installatie vastleggen in vergunning.
Modelleringssoftware
Voorbeelden van softwarepakketten zijn:
- Safeti-NL (DNV-GL);
- Effects (GEXCON);
- POOLFIRE6 (Health & Safety Executive – UK);
- FRED (GEXCON/Shell Global Solutions);
- ALOHA (Environmental Protection Agency – USA);
- Diverse CFD software pakketten.
In tegenstelling tot de modellering van scenario’s ten behoeve van Externe Veiligheid (EV), is voor scenario’s ten behoeve van bedrijfsbrandweerscenario’s geen specifiek softwarepakket
voorgeschreven.
Voor het bepalen van de omvang en effecten van de incidentscenario’s dient gebruik te worden gemaakt van speciale modelleringssoftware. In deze softwarepakketten kunnen zowel de omvang van het scenario (bijvoorbeeld plasoppervlakten), als reikwijdtes van risicocontouren worden bepaald.